ECLI:NL:RVS:2012:BX5923

Raad van State

Datum uitspraak
21 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201207366/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • A.M.L. Hanrath
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke plaatsing van woonunits voor arbeidsmigranten in strijd met bestemmingsplan

Op 21 augustus 2012 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door [verzoekster] tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Westland, die op 27 april 2012 omgevingsvergunningen hadden verleend voor het tijdelijk plaatsen van woonunits voor arbeidsmigranten op twee percelen in 's-Gravenzande. De vergunningen waren verleend in strijd met het bestemmingsplan.

[verzoekster] had eerder bij de rechtbank 's-Gravenhage beroep ingesteld tegen de besluiten van het college, maar dit beroep was ongegrond verklaard door de voorzieningenrechter op 20 juli 2012. Vervolgens heeft [verzoekster] bij de Raad van State een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, om te voorkomen dat er een onomkeerbare situatie zou ontstaan door de plaatsing van de woonunits.

De voorzitter heeft het verzoek op 9 augustus 2012 behandeld. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de woonunits op stelconplaten worden geplaatst en snel kunnen worden verwijderd. De voorzitter oordeelde dat er geen sprake was van een onomkeerbare situatie en dat de belangen van [verzoekster] niet zodanig zwaarwegend waren dat de besluiten geschorst moesten worden.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de vergunninghouder op eigen risico gebruik maakt van de vergunning zolang deze niet in rechte onaantastbaar is. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 21 augustus 2012.

Uitspraak

201207366/2/A1.
Datum uitspraak: 21 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], gevestigd te 's-Gravenzande, gemeente Westland,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 juli 2012 in zaken nrs. 12/5100, 12/4645, 12/5427 en 12/5425 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
het college van burgemeester en wethouders van Westland.
1.    Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 27 april 2012 heeft het college aan [vergunninghoudster] voor een periode van vijf jaar omgevingsvergunningen verleend voor, voor zover thans van belang, het bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan ten behoeve van het tijdelijk plaatsen van woonunits voor arbeidsmigranten op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te 's-Gravenzande.
Bij uitspraak van 20 juli 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 juli 2012, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 7 augustus 2012.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 juli 2012, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 augustus 2012, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. E.T. Stevens, en het college, vertegenwoordigd door H. Verhey, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is daar [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    [vergunninghoudster] heeft ter zitting bij de rechtbank aangekondigd per 1 augustus 2012 de woonunits te willen plaatsen. Het verzoek van [verzoekster] strekt tot schorsing van de besluiten om in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep een onomkeerbare situatie te voorkomen.
2.3.    Genomen besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit uitgangspunt geldt te meer indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het tegen het besluit ingestelde beroep ongegrond heeft bevonden. Daarbij geldt dat een vergunninghouder van een verleende vergunning, zolang deze niet in rechte onaantastbaar is, op eigen risico gebruik maakt, ook als een verzoek, als thans aan de orde, wordt afgewezen. De enkele omstandigheid dat de vergunning mogelijk niet in stand zal blijven, brengt niet mee dat een voorlopige voorziening moet worden getroffen.
2.4.    Ter zitting is komen vast te staan dat de in geding zijnde units op stelconplaten worden geplaatst en in korte tijd kunnen worden verwijderd. Gelet hierop is geen sprake van een onomkeerbare situatie. In hetgeen is aangevoerd zijn overigens onvoldoende aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat sprake is van zodanig zwaarwegende belangen dat om die reden de besluiten zouden dienen te worden geschorst.
2.5.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen    w.g. Hanrath
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2012
392.