ECLI:NL:RVS:2012:BX5281

Raad van State

Datum uitspraak
22 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201111342/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodlopende procedure inzake ontgrondingswerkzaamheden en vergunningverlening

In deze zaak gaat het om een beroep dat door appellanten is ingesteld tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Drenthe. Dit besluit, genomen op 18 februari 2011, betrof de gedooging van ontgrondingswerkzaamheden op een zandwinlocatie. De gedooging was tijdelijk en gold tot het moment dat de aangevraagde ontgrondingsvergunning onherroepelijk zou zijn. Op 16 september 2011 verklaarde het college het bezwaar van appellanten ongegrond en beperkte de gedooging tot 1 januari 2012. Appellanten hebben hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun gronden aanvulden in november 2011.

De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 juli 2012. Tijdens de zitting waren zowel appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat, als het college aanwezig. Ook andere belanghebbenden werden gehoord. De Afdeling heeft vastgesteld dat het gedoogbesluit op 1 januari 2012 was geëxpireerd en dat er inmiddels een vergunning was verleend voor de ontgrondingswerkzaamheden. Hierdoor was het voor appellanten niet meer relevant om een inhoudelijk oordeel te vragen over het besluit van 16 september 2011. De Afdeling concludeerde dat appellanten geen belang meer hadden bij hun beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en de proceskosten werden niet toegewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 augustus 2012.

Uitspraak

201111342/1/R4.
Datum uitspraak: 22 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaatsen],
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 18 februari 2011 heeft het college besloten de ontgrondingswerkzaamheden op de zandwinlocatie aan de [locatie] te [plaats] te gedogen tot het tijdstip waarop de op 11 februari 2011 aangevraagde ontgrondingsvergunning voor de bestaande zandwinning onherroepelijk is geworden.
Bij besluit van 16 september 2011 heeft het college het door [appellanten] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en besloten de ontgrondingswerkzaamheden te gedogen tot 1 januari 2012 en te beperken tot de percelen kadastraal bekend [plaats], sectie […], nummers […] (beiden gedeeltelijk), voor zover gelegen binnen het als "B" op bijlage 1 bij het besluit aangegeven gebied.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 oktober 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 23 november 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juli 2012, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. A.J. Boonstra, advocaat te Groningen, en het college, vertegenwoordigd door M.S. Beerten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende a], vertegenwoordigd door mr. M.B.W. Litjens, advocaat te Assen, en [belanghebbende b]], als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het gedoogbesluit is op 1 januari 2012 geëxpireerd. Bij besluit van 7 oktober 2011 heeft het college de ontgrondingswerkzaamheden vergund. Bij uitspraak van heden in de zaak
201112288/1/R4heeft de Afdeling het beroep van [appellanten] tegen het besluit van 7 oktober 2011 ongegrond verklaard. Niet gebleken is dat [appellanten] nog belang hebben bij een inhoudelijk oordeel omtrent de rechtmatigheid van het besluit van 16 september 2011. Zij hebben dan ook geen belang meer bij het door hen ingestelde beroep.
2.2.    Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen    w.g. Duursma
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2012
378.