ECLI:NL:RVS:2012:BX5260

Raad van State

Datum uitspraak
22 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201201285/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor behoud uiterlijk aanzien historische gebouwen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant A] en [appellante B] tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, die op 27 december 2011 het beroep van [appellant] tegen de afwijzing van een subsidieaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam ongegrond verklaarde. De aanvraag om subsidieverlening was gedaan voor het vervangen van de houten topgevel van een pand in Edam. Het college had op 21 april 2010 de aanvraag afgewezen, en dit besluit werd later door de rechtbank bevestigd.

De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden die [appellant] wilde uitvoeren niet konden worden beschouwd als extra werkzaamheden gericht op het behoud en herstel van het uiterlijk aanzien van het gebouw, zoals vereist door de Verordening Stimuleringsfonds behoud uiterlijk aanzien historische gebouwen. Het college stelde dat de vervangingen slechts noodzakelijk onderhoud betroffen en geen invloed hadden op het uiterlijk aanzien van het pand.

In hoger beroep betoogde [appellant] dat de rechtbank onjuiste feiten had vastgesteld en dat de werkzaamheden wel degelijk ingrijpend waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de werkzaamheden niet voor subsidieverlening in aanmerking kwamen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van de criteria in de Verordening voor subsidieverlening en de noodzaak om aan te tonen dat de werkzaamheden gericht zijn op het behoud of de verfraaiing van het uiterlijk aanzien van historische gebouwen.

Uitspraak

201201285/1/A2.
Datum uitspraak: 22 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B], beiden wonend te Edam, gemeente Edam-Volendam, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant])
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 27 december 2011 in zaak nr. 10/5302 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 april 2010 heeft het college een aanvraag van [appellant] om subsidieverlening afgewezen.
Bij besluit van 1 september 2010 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 december 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 2 februari 2012, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Desgevraagd hebben partijen bij brieven van 4 en 7 mei 2012 toestemming verleend om uitspraak te doen zonder behandeling van de zaak ter zitting. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1 van de Verordening Stimuleringsfonds behoud uiterlijk aanzien historische gebouwen (hierna: de Verordening) is deze van toepassing op historische gebouwen:
a. gebouwen die voorkomen op een door het gemeentebestuur vastgestelde lijst met beeldbepalende panden binnen het beschermd stadsgezicht Edam en niet zijn opgenomen in het Monumenten-Register, als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet;
b. grote monumenten, als bedoeld in het register ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988, in zoverre dat register betrekking heeft op gebouwen die zijn opgenomen in de bij deze verordening gevoegde lijst.
Ingevolge artikel 2 wordt in de Verordening onder het behoud van uiterlijk aanzien van historische gebouwen verstaan: de stelselmatige inspanning gericht op behoud en herstel van het uiterlijk aanzien van gebouwen, als bedoeld in artikel 1, zowel op zichzelf als in verband met de bestaande omgeving daarvan.
Ingevolge artikel 3 wordt onder behoud en herstel van het uiterlijk aanzien verstaan: de technische werkzaamheden aan voorgevels, achtergevels en daken van een beeldbepalend pand, dan wel groot monument, die het normale onderhoud te boven gaan en die beschouwd kunnen worden als extra werkzaamheden die gericht zijn op het uiterlijk aanzien, als bedoeld in artikel 2.
Ingevolge artikel 4 wordt onder subsidie verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door burgemeester en wethouders verstrekt met het oog op behoud en herstel van gebouwen, als bedoeld in artikel 1.
Ingevolge artikel 11 kan subsidie krachtens de Verordening worden verleend als:
a. de aanvraag betrekking heeft op een gebouw, als bedoeld in artikel 1;
b. van het behoud/herstelplan naar het oordeel van de gemeentelijke monumentencommissie een stimulerende werking uitgaat op het behoud van het historisch stadsgezicht Edam;
c. voor het behoud/herstelplan goedkeuring wordt verleend;
d. er aantoonbaar extra kosten worden gemaakt met het oog op het uiterlijk aanzien van het gebouw;
e. de aanvrager op het moment van aanvraag eigenaar van het gebouw is;
f. de aanvrager minimaal 25% van de kosten draagt.
2.2. [appellant] heeft subsidie gevraagd voor het vervangen van de houten topgevel van het pand [locatie] te Edam. Aan het besluit van 1 september 2010 heeft het college ten grondslag gelegd dat, nog daargelaten of de vervanging tot normaal onderhoud behoort, de uit te voeren werkzaamheden niet kunnen worden beschouwd als extra werkzaamheden, gericht op het uiterlijk aanzien, als bedoeld in artikel 2 van de Verordening. Zij bestaan slechts uit het vervangen van aangetaste delen, zonder dat een wijziging optreedt in het uiterlijk aanzien. Van extra daarvoor gemaakte kosten is geen sprake, aldus het college.
2.2.1. De rechtbank heeft overwogen dat het aldus op goede gronden heeft geoordeeld dat de werkzaamheden ingevolge artikel 3 van de Verordening niet voor subsidieverlening in aanmerking komen.
2.3. [appellant] betoogt tevergeefs dat de rechtbank is uitgegaan van onjuiste feiten en miskent dat het om ingrijpende werkzaamheden gaat die het normale onderhoud te boven gaan. De werkzaamheden vinden plaats in het kader van onderhoud van het pand. Voor de beantwoording van de vraag of de kosten ervan voor subsidie in aanmerking komen is niet van belang, hoe ingrijpend zij zijn, maar of, met het oog op het behoud of de verfraaiing van het uiterlijk aanzien van het pand, extra werkzaamheden plaatsvinden, die het normale onderhoud te boven gaan. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het college dat terecht niet heeft aangenomen, nu slechts noodzakelijke werkzaamheden aan de topgevel plaatsvinden en geen extra werkzaamheden met het oog op het uiterlijk aanzien van het pand.
2.4. De rechtbank heeft evenzeer terecht en op goede gronden [appellant] niet gevolgd in het betoog dat het college met de weigering het gelijkheids- en het vertrouwensbeginsel heeft geschonden. Dat, als gesteld, eerder een aanvraag om subsidie voor het vervangen van dakpannen wel is toegewezen, hield verband met de omstandigheid dat met het oog op het uiterlijk aanzien van het pand voor een ander en duurder soort dakpannen is gekozen, terwijl de keuze voor het soort hout van de topgevel in dit geval, naar het college heeft gesteld en [appellant] niet, althans niet gemotiveerd, heeft weersproken, geen invloed heeft op het uiterlijk aanzien, als bedoeld in de Verordening.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. H. Troostwijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Dallinga
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2012
18.