201109253/1/A4.
Datum uitspraak: 15 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] en [appellant C], allen wonend te Acquoy, gemeente Geldermalsen (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen,
verweerder.
Bij besluit van 14 juli 2011 heeft het college geweigerd aan [appellant] een revisievergunning te verlenen als bedoeld in artikel 8.4 van de Wet milieubeheer voor het in werking brengen en houden van een schokgolfgenerator op een perceel gelegen aan de Bangraaf te Acquoy.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 augustus 2011 beroep ingesteld. [appellant] heeft het beroep aangevuld bij brief van 28 september 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
[appellant] heeft een nadere reactie gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juli 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. E.T. Stevens, en het college, vertegenwoordigd door M.L.C. Laureij en E.J.L. Kuijs, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden. Bij invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.2, tweede lid, van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding, omdat de aanvraag om een revisievergunning voor de inwerkingtreding van de Wabo is ingediend. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.
2.2. De inrichting betreft een schokgolfgenerator, bestaande uit een zeecontainer waarin zich cilinderflessen gevuld met acetyleen en zuurstof met stikstof bevinden. Met de schokgolfgenerator wordt beoogd dusdanige explosies te veroorzaken dat hagelbuien boven de boomgaard van [appellant] worden verdreven om hagelschade aan het fruit te voorkomen. De frequentie van het gebruik van de schokgolfgenerator en de werkingsduur daarvan is afhankelijk van de weersgesteldheid. In de praktijk blijkt de frequentie ongeveer tien keer per jaar te bedragen met een gemiddelde bedrijfsduur van ongeveer 40 minuten per keer.
2.3. Gelet op de aanwezige hoeveelheid acetyleen gas en zuurstofflessen is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Barim) op deze inrichting van toepassing. Het college heeft bij het bestreden besluit geweigerd vergunning te verlenen, omdat de in artikel 2.17 van het Barim opgenomen geluidgrenswaarden worden overschreden.
2.4. Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, onder a, van het Barim bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer dan 50, 45 en 40 dB(A) voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode. Het maximaal geluidsniveau (LAmax) bedraagt niet meer dan 70, 65 en 60 dB(A) voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode.
Ingevolge artikel 2.20, eerste lid, van het Barim kan het bevoegd gezag, in afwijking van de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 dan wel 6.12, bij maatwerkvoorschrift andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax vaststellen.
Ingevolge artikel 2.20, tweede lid, van het Barim kan het bevoegd gezag slechts hogere waarden vaststellen dan de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 dan wel 6.12, indien binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd.
2.5. [appellant] betoogt dat de akoestische berekeningen die het college aan de weigering ten grondslag heeft gelegd ondeugdelijk zijn. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft hij een akoestisch onderzoek van HMB B.V. van 1 november 2011 overgelegd. Onder verwijzing naar dat onderzoek voert [appellant] allereerst aan dat onduidelijk is waarop de berekende waarden in tabel 1 van het besluit van 14 juli 2011 zijn gebaseerd. Daarnaast wordt in het rapport van HMB gesteld dat in de literatuur een knalfrequentie van eenmaal per vijf tot zeven seconden gebruikelijk is, terwijl in het besluit van 14 juli 2011 is uitgegaan van één knal per zeven seconden. Verder stelt [appellant] dat de grenswaarden van Lknal in tabel 2 van het bestreden besluit niet overeenkomen met grafiek I van de circulaire Schietlawaai. Volgens het rapport van HMB gelden bij een L95 van respectievelijk 45/40/35 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode grenswaarden voor Lknal van 72/70/67 dB(A,imp), terwijl in tabel 2 van het bestreden besluit grenswaarden van 72/67/62 dB(A,imp) zijn vermeld.
[appellant] heeft ter zitting nog gesteld dat ten onrechte geen rekening is gehouden met het geluidsreducerend effect van regenbuien die over het algemeen gepaard gaan met hagelbuien.
2.5.1. Ter zitting is komen vast te staan dat de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op een schokgolfgenerator van het merk SPAG. Uit het bestreden besluit blijkt dat het college bij de besluitvorming gebruik heeft gemaakt van het door [appellant] overgelegde akoestisch rapport van De Wolff van 30 november 2009 dat ziet op een schokgolfgenerator van dat merk. In paragraaf 4.7 van dat rapport is vermeld dat de in het onderzoek bepaalde geluidsvermogenniveaus kunnen worden gebruikt in akoestische rekenmodellen voor situatiespecifieke prognoseberekeningen. De berekende waarden in tabel 1 van het bestreden besluit zijn gebaseerd op het rapport van De Wolff. Derhalve voert [appellant] tevergeefs aan dat onduidelijk is waarop de berekende waarden in die tabel zijn gebaseerd. Voor zover [appellant] onder verwijzing naar het rapport van HMB stelt dat ten onrechte is uitgegaan van één knal per zeven seconden, geldt dat indien zou worden uitgegaan van een knalfrequentie van eenmaal per vijf à zeven seconden dit juist meer geluidsoverlast tot gevolg zou hebben.
Wat betreft het betoog dat de grenswaarden van Lknal in tabel 2 van het bestreden besluit niet overeenkomen met grafiek I van de circulaire Schietlawaai geldt dat, ook al zijn de in de tabel 2 opgenomen grenswaarden lager dan voorgeschreven in de circulaire, uit de berekeningen blijkt dat ook de hogere grenswaarden uit de circulaire Schietlawaai worden overschreden.
[appellant] kan tenslotte niet worden gevolgd in zijn stelling dat bij de akoestische berekeningen geen rekening is gehouden met het geluidreducerend effect van regenbuien die over het algemeen gepaard gaan met hagelbuien. Het college heeft aannemelijk gemaakt dat de schokgolfgenerator ruim voor het ter plaatse zijn van een hagelbui in werking treedt met het oog op het verdrijven daarvan. De regenbui die met de hagelbui gepaard gaat is dan ook nog niet ter plaatse, zodat geen aanleiding bestaat rekening te houden met een eventueel geluidsreducerend effect van een regenbui.
2.6. [appellant] betoogt voorts dat het college door middel van het verbinden van maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van het Barim hogere geluidsgrenswaarden had moeten toestaan, zodat de vergunning toch verleend kon worden. In dit verband heeft hij ter zitting toegelicht dat in elk geval in de dagperiode voldaan wordt aan het in artikel 2.20, tweede lid, van het Barim opgenomen vereiste dat binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd.
2.6.1. Het college komt beleidsvrijheid toe bij de beantwoording van de vraag of het gebruik zal maken van de bevoegdheid om maatwerkvoorschriften te stellen. Ook als wordt voldaan aan het in artikel 2.20, tweede lid, van het Barim opgenomen vereiste dat binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd, dan brengt die enkele omstandigheid niet met zich dat het college gehouden is om gebruik te maken van de bevoegdheid om andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximaal geluidsniveau vast te stellen.
2.6.2. Uit het bestreden besluit blijkt dat, uitgaande van een minimale geluidswering van 20 dB(A), de SPAG schokgolfgenerator in de dagperiode voldoet aan de in artikel 2.20, tweede lid, van het Barim opgenomen grenswaarde van LAr,LT van 35 dB(A) etmaalwaarde en dat het LAmax-niveau in geluidsgevoelige ruimten in de dagperiode met 5 dB(A) wordt overschreden. Daarnaast worden in de avond- en nachtperiode zowel de LAr,LT als de LAmax grenswaarden op de gevel van gevoelige ruimten overschreden. Daarom heeft het college geweigerd door het vaststellen van maatwerkvoorschriften alsnog vergunning voor de schokgolfgenerator te verlenen. Gelet op de aan het college gegeven beleidsvrijheid bij de beantwoording van de vraag of het gebruik zal maken van de bevoegdheid om maatwerkvoorschriften te stellen, bestaat geen grond voor het oordeel dat die weigering onredelijk is. [appellant] heeft in dit verband ten onrechte gesteld dat het college vergunning had kunnen verlenen voor de schokgolfgenerator onder de voorwaarde dat ingebruikname uitsluitend in de dagperiode is toegestaan. De aanvraag ziet op het gebruik gedurende zowel de dag-, avond- als nachtperiode en het college dient te beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend.
2.7. [appellant] betoogt verder tevergeefs dat het college ten onrechte niet heeft beoordeeld of alternatieve manieren bestaan om de fruitbomen tegen hagelbuien te beschermen, nu het college diende te beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend.
2.8. Wat betreft het door [appellant] ter zitting naar voren gebrachte betoog dat in het bestreden besluit ten onrechte de woning van [appellant C], op een afstand van 310 meter, als maatgevende woning is vermeld, wordt als volgt overwogen. Het college heeft naar aanleiding van dit door [appellant] in de zienswijzefase naar voren gebrachte standpunt aanvullende berekeningen uitgevoerd op andere maatgevende locaties in de omgeving, waaronder de woning aan de [locatie]. Daaruit is gebleken dat ten opzichte van de woning van [appellant C] ongeveer 2 dB(A) lagere niveaus optreden. Daarmee bestaan nog steeds overschrijdingen op de gevel en binnen de geluidsgevoelige objecten.
2.9. Het beroep is ongegrond.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Heijninck, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Heijninck
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2012