ECLI:NL:RVS:2012:BX3967

Raad van State

Datum uitspraak
8 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109955/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • N. Verheij
  • J. Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vrijstelling voor aanleg rotonde Europalaan te Valkenswaard

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin de rechtbank de beroepen van de Stichting Belangengroep Europalaan e.o. en omwonenden tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard ongegrond heeft verklaard. Het college had op 25 mei 2010 vrijstelling verleend voor de aanleg van een rotonde op de kruising van de Europalaan, Zuidelijke Randweg en De Vest te Valkenswaard. De Stichting en anderen stelden dat de rechtbank ten onrechte niet had geoordeeld over het beroep van de omwonenden die de Stichting hadden gemachtigd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep van de Stichting gegrond was voor zover de rechtbank had nagelaten te oordelen over het beroep van de omwonenden. De aangevallen uitspraak werd in zoverre vernietigd, maar het beroep van de omwonenden werd alsnog ongegrond verklaard.

De Afdeling overwoog dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college in redelijkheid de vrijstelling kon verlenen. De Stichting en anderen betoogden dat de rechtbank niet had onderkend dat het college in strijd had gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht door niet alle relevante stukken ter inzage te leggen. De Afdeling oordeelde dat het college voldoende zorgvuldigheid had betracht en dat de omwonenden voldoende gelegenheid hadden gehad om op de stukken te reageren. De aanleg van de rotonde was onderdeel van een groter plan om het centrum van Valkenswaard autoluw te maken, en de Afdeling concludeerde dat de belangen van de verkeersdrukbeperking zwaarder wogen dan de bezwaren van de omwonenden.

De Afdeling bevestigde dat de rotonde gedeeltelijk op gronden zou worden aangelegd waar geen verkeersbestemmingen rusten, maar dat het college met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) vrijstelling had verleend. De Afdeling oordeelde dat de Stichting en anderen niet aannemelijk hadden gemaakt dat de aanleg van de rotonde zou leiden tot onevenredige aantasting van hun gezondheid en woongenot. De hoger beroepen van de Stichting en anderen werden voor het overige ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

201109955/1/A1.
Datum uitspraak: 8 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. de stichting Stichting Belangengroep Europalaan e.o. Valkenswaard en de bewoners van 92 adressen in de omgeving van de Europalaan, gevestigd onderscheidenlijk woonachtig te Valkenswaard (hierna: de Stichting en anderen),
2. [appellanten sub 2],
3. [appellant sub 3],
4. [appellanten sub 4], allen wonend te Valkenswaard,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 augustus 2011 in, voor zover thans van belang, zaken nrs. 10/2200 (thans 11/2279, 10/2145 (thans 11/2280), 10/2147 (thans 11/2281), 10/2192 (thans 11/2286) en 10/2198 (thans 11/2288) in het geding tussen:
onder anderen de Stichting en anderen, [appellanten sub 2], [appellant sub 3] en [appellanten sub 4]
en
het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2010, voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, heeft het college aan de gemeente Valkenswaard vrijstelling verleend ten behoeve van de aanleg van een rotonde op de kruising van de Europalaan/Zuidelijke Randweg/De Vest te Valkenswaard.
Bij uitspraak van 8 augustus 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, de door de Stichting en anderen, [appellanten sub 2], [appellant sub 3], Zeeland en anderen, daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de Stichting en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 september 2011, [appellanten sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 september 2011, [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 september 2011 en [appellanten sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 september 2011, hoger beroep ingesteld. De Stichting en anderen hebben hun hoger beroep aangevuld bij brieven van 10 oktober 2011 en 19 oktober 2011, [appellanten sub 2] hebben hun hoger beroep aangevuld bij brief van 13 oktober 2011, [appellant sub 3] heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 12 oktober 2011, en [appellanten sub 4] hebben hun hoger beroep aangevuld bij brief van 22 november 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting en anderen, [appellanten sub 2] en [appellanten sub 4] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2012, waar de Stichting en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. H.G.M. van der Westen, advocaat te Eindhoven, [appellant sub 2 A], [appellant sub 2 B], bijgestaan door mr. G. Bussink, [appellant sub 3], vertegenwoordigd door mr. C. Lubben, [appellanten sub 4], vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van der Westen, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C.L. Walta, mr. C.J.M.H. Meulendijk, B.P.M. Rademakers en A.H.W. Peters, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Stichting en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte slechts heeft geoordeeld over het door haarzelf ingestelde beroep en niet over het beroep van de omwonenden op 92 adressen in de omgeving van de Europalaan, die de Stichting hebben gemachtigd de procedure voor hen te voeren.
2.1.1. Het betoog slaagt. Nu de gronden van het hoger beroep van de Stichting overeenkomen met die van de bedoelde omwonenden, zal de Afdeling deze gronden hieronder beoordelen.
2.2. Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.
2.3. De Stichting en anderen en [appellanten sub 2] betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college in strijd heeft gehandeld met artikel 3:11, eerste lid, van de Awb. Zij voeren hiertoe aan dat de rechtbank heeft miskend dat het verzoek om vrijstelling niet op 9 juli 2009 ter inzage is gelegd, maar later is toegevoegd, en dat het stempel met de datum 30 juni 2008 mogelijk achteraf op de aanvraag is geplaatst. [appellanten sub 2] betogen dat het door deze gang van zaken niet zeker is of de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), of de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening op de aanvraag van toepassing is. Zij betogen voorts dat de rechtbank het doel en de strekking van artikel 3:11, eerste lid, van de Awb heeft miskend, door te oordelen dat op 9 juli 2009 alle noodzakelijke stukken ter inzage lagen. Een redelijke wetsuitleg houdt in dat de bedoelde stukken niet alleen op de aanvangsdatum van de terinzagelegging beschikbaar zijn, maar gedurende de gehele periode van terinzagelegging beschikbaar blijven, aldus [appellanten sub 2].
2.3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat geen aanleiding bestaat te veronderstellen dat op 9 juli 2009 niet alle relevante stukken ter inzage zijn gelegd. De Stichting en anderen en Hoek en [appellant sub 2 B] hebben hun betoog dienaangaande niet onderbouwd, terwijl het college bij zijn verweerschrift van 16 december 2011 een uitdraai heeft gevoegd van het postregistratiesysteem dat door de gemeente Valkenswaard wordt gebruikt. Op de uitdraai staat vermeld dat het verzoek om vrijstelling op 30 juni 2008 bij het college is ingekomen. De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat het college voldoende zorgvuldigheid heeft betracht door na de terinzagelegging van de stukken op 9 juli 2009, wekelijks te controleren of het dossier nog compleet was. Naar het college ter zitting heeft toegelicht, heeft het, wanneer bij wekelijkse controle bleek dat stukken ontbraken aan het dossier, deze steeds aangevuld. Met de rechtbank is de Afdeling voorts van oordeel dat de Stichting en anderen en [appellanten sub 2] niet in hun processuele belangen zijn geschaad, nu zij voldoende gelegenheid hebben gehad om tijdig op aan het besluit van 25 mei 2010 ten grondslag liggende stukken te reageren.
Het betoog faalt.
2.4. De rotonde, ook aangeduid als een turborotonde, maakt onderdeel uit van de reconstructie van de Europalaan in Valkenswaard. Deze reconstructie is op haar beurt onderdeel van een omvangrijk plan van de gemeente Valkenswaard om het centrum van deze plaats autoluw te maken. Niet in geschil is dat de aanleg van de rotonde een toename van het verkeer op de Europalaan tot gevolg zal hebben, omdat de Europalaan daarmee wordt aangesloten op de Zuidelijke Randweg.
2.5. Vast staat dat de rotonde gedeeltelijk zal zijn gelegen op gronden waarop ingevolge de ter plaatse geldende bestemmingsplannen "Zuidelijke Randweg" en uitwerkingsplan "Schaapsloop 2" geen verkeersbestemmingen rusten. Om realisering ervan niettemin mogelijk te maken, heeft het college met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de WRO vrijstelling van de bestemmingsplannen verleend.
2.6. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk, intergemeentelijk of regionaal structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstig bestemming van het betreffende gebied.
2.7. De Stichting en anderen, [appellanten sub 2], [appellant sub 3], en [appellanten sub 4] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college in redelijkheid de vrijstelling kon verlenen. De Stichting en anderen, [appellant sub 3] en [appellanten sub 4] voeren hiertoe aan dat de rechtbank ten onrechte van belang heeft geacht dat ook zonder de aanleg van de rotonde, de aansluiting op de Zuidelijke Randweg kan worden gerealiseerd. Omdat het college heeft gekozen voor het voeren van een vrijstellingsprocedure, dienen in het kader van de te verlenen vrijstelling alle belangen, ook die van de omwonenden, voldoende bij de besluitvorming te worden betrokken. De Stichting en anderen, [appellant sub 3], en [appellanten sub 4] verwijzen tevens naar de uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 1997 in zaak nr. R03.93.3619 (bijgevoegd), waarin de Afdeling heeft overwogen dat de aanleg van de Zuidelijke Randweg in Valkenswaard doorgang kan vinden op voorwaarde dat, voordat de aansluiting van de Zuidelijke Randweg op de Europalaan wordt gerealiseerd, op en aan de Europalaan de benodigde milieu- en veiligheidsmaatregelen worden getroffen, aangezien de bedoelde aansluiting een toename van het verkeer op de Europalaan teweeg zal brengen.
2.7.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college bij het beslissen op het verzoek om vrijstelling over een ruime mate van beleidsvrijheid beschikt. In de ruimtelijke onderbouwing die ten behoeve van de vrijstelling is opgesteld, is opgenomen dat in verband met de verkeerskundige en akoestische gevolgen van het in gebruik nemen de rotonde, aanvullende maatregelen worden getroffen. Het college heeft ter zitting toegelicht dat deze zullen bestaan uit het aanbrengen van stil asfalt op bepaalde weggedeelten, het aanbrengen van voorzieningen aan gevels van woningen, het plaatsen van lichtmasten, de aanleg van een rotonde op de kruising Europalaan/Bakkerstraat/Wolbergstraat en het installeren van zogeheten matrixborden, waardoor de toestroom van verkeer naar de Europalaan wordt gereguleerd. Het college heeft ter zitting verklaard dat de voorzieningen aan de woningen gerealiseerd zullen zijn voordat de herinrichting van de Europaweg, waaronder de rotonde, is afgerond. Anders dan is betoogd, is hiermee tevens voldaan aan de in overweging 2.7. aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 1997.
Anders dan [appellanten sub 2] en [appellant sub 3] betogen, heeft de rechtbank voorts terecht overwogen dat het besluit van het college van 23 februari 2010 tot het vaststellen van hogere grenswaarden ten behoeve van een aantal woningen aan de Europalaan als bedoeld in de artikelen 83, 85 en 100a van de Wet geluidhinder, ten tijde van het besluit van 25 mei 2010 geldend was, nu [appellanten sub 2] en [appellant sub 3] daartegen geen verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend. Hun betoog dat het indienen van een zodanig verzoek geen zin had, omdat het volgens hen zeker zou worden afgewezen leidt, wat daarvan zij, niet tot het oordeel dat het college niet mocht uitgaan van de geldigheid van het besluit. [appellanten sub 2] en [appellant sub 3] hebben voorts niet aannemelijk gemaakt dat niet aan de in het besluit vastgestelde grenswaarden kan worden voldaan.
De Stichting en anderen en [appellanten sub 2] hebben hun betoog dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de luchtkwaliteit ten gevolge van de aanleg van de rotonde tot een onevenredige aantasting van hun gezondheid en woongenot leidt, niet onderbouwd, zodat dit betoog niet kan leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Gelet op het voorgaande wordt overwogen dat het college na afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid groter gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen die zijn gebaat bij het beperken van de verkeersdruk op de N69 (Eindhovenseweg) door middel van het aanleggen van de rotonde, dan aan het belang van de Stichting en anderen, [appellanten sub 2], [appellant sub 3] en [appellanten sub 4], dat erin bestaat dat de verkeersintensiteit op de Europalaan niet toeneemt. Hiertoe wordt overwogen dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat de door hen gevreesde hinder zodanig is dat het college op grond daarvan de vrijstelling had moeten weigeren. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, zoals ook de rechtbank heeft overwogen, op een groot deel van de gronden waarop de rotonde is voorzien, ingevolge de geldende bestemmingsplannen, de aanleg van een rotonde zonder meer is toegestaan. Voorts wordt in aanmerking genomen dat, naar het college ter zitting heeft toegelicht, de N69 blijft bestaan totdat de Lage Heideweg en de West-Parallel, die op de langere termijn zijn voorzien voor een duurzame oplossing van de verkeersproblematiek in Valkenswaard, zijn aangelegd, dat na de aanleg van de Lage Heideweg en de West-Parallel, voor de Europalaan een verbod voor vrachtverkeer wordt ingesteld, en dat het college bij de berekening van de geluidsbelasting als gevolg van de aanleg van de rotonde, is uitgegaan van zogeheten worstcasescenario's.
Het betoog faalt.
2.8. Naar aanleiding van het betoog van de Stichting en anderen dat het college in het verleden steeds de toezegging heeft gedaan dat de Europalaan haar lokale functie zou behouden en geen functie zou krijgen voor het doorgaande verkeer, met de daaraan volgens hen verbonden onevenredige gevolgen voor het woongenot en de gezondheid van omwonenden van de Europalaan, wordt overwogen dat de Stichting en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat deze toezegging door of namens het college door een daartoe bevoegd persoon is gedaan. Hetzelfde geldt voor het betoog van De Stichting en anderen en [appellanten sub 4] dat het college heeft toegezegd dat de herinrichting van de Europalaan pas zou plaatsvinden nadat de Lage Heideweg en de West-Parallel zouden zijn gerealiseerd.
De betogen falen.
2.9. De Stichting en anderen en [appellanten sub 4] betogen voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat sprake is van wijzigingen in het landelijk, provinciaal en regionaal beleid. Volgens hen is het beleid niet gewijzigd en houdt dit nog steeds in dat de Europalaan slechts een lokale functie heeft.
2.9.1. Niet is gebleken dat de aanleg van de rotonde in strijd is met landelijk, provinciaal, regionaal of gemeentelijk beleid. In de ruimtelijke onderbouwing wordt gemotiveerd uiteengezet dat de aanleg in overeenstemming is met onder meer de op 27 februari 2006 in werking getreden Nota Ruimte, de Interimstructuurvisie Noord-Brabant 'Brabant in ontwikkeling' en de Paraplunota ruimtelijke ordening, die beide op 1 juli 2008 van kracht zijn geworden, de onder meer door de provincie Noord-Brabant en de gemeente Valkenswaard op 17 mei 2004 ondertekende Intentieverklaring N69, de strategische beleidsvisie Valkenswaard 2001 'Tussen Keersop en Tongelreep', de Structuurvisie-plus Valkenswaard en het Verkeersbeleidsplan (1996) van de gemeente Valkenswaard. In hetgeen de Stichting en [appellanten sub 4] hebben aangevoerd, zijn geen aanknopingspunten te vinden voor een ander oordeel.
Het betoog faalt.
2.10. De Stichting en anderen betogen verder dat de rechtbank ten onrechte geen oordeel heeft gegeven over de door haar aangedragen alternatieven voor het oplossen van de verkeersproblemen in Valkenswaard.
2.10.1. De Stichting en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat alternatieven aanwezig zijn waarmee een aan de voorgenomen rotonde gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Daarbij is betrokken dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat de aanleg van de Lage Heideweg en de West-Parallel niet op de korte termijn kan worden gerealiseerd, terwijl een begin van een oplossing van de problemen op de korte termijn wel mogelijk is met de herinrichting van de Europalaan en de daarvan onderdeel uitmakende aanleg van de rotonde.
Het betoog faalt.
2.11. Het betoog van [appellanten sub 4] dat de daadwerkelijk optredende verkeersbelasting en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de geluidbelasting en de luchtkwaliteit na het vaststellen van hogere grenswaarden in de praktijk vaak tegenvalt, wat daarvan zij, kan niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Dit betoog staat los van de vraag of het college bij besluit van 25 mei 2010 in redelijkheid de vrijstelling heeft kunnen verlenen en ligt thans derhalve niet ter beoordeling voor.
2.12. Het hoger beroep van de Stichting en anderen is gegrond voor zover de rechtbank heeft nagelaten te oordelen over het beroep dat is ingesteld door de omwonenden die de Stichting hebben gemachtigd. De aangevallen uitspraak dient in zoverre te worden vernietigd. Nu de rechtbank het beroep van de Stichting terecht ongegrond heeft verklaard en de gronden van het beroep van de bedoelde omwonenden met die van Stichting overeenkomen, zal de Afdeling, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het beroep van deze personen alsnog ongegrond verklaren.
2.13. De hoger beroepen zijn voor het overige ongegrond, zodat de aangevallen uitspraak voor het overige dient te worden bevestigd.
2.14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep van de Stichting en anderen tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 augustus 2011 in, voor zover thans van belang, zaken nrs. 10/2200 (thans 11/2279, 10/2145 (thans 11/2280), 10/2147 (thans 11/2281), 10/2192 (thans 11/2286) en 10/2198 (thans 11/2288) gegrond voor zover de rechtbank heeft nagelaten te oordelen over het beroep dat is ingesteld door de omwonenden die de Stichting hebben gemachtigd;
II. vernietigt de aangevallen uitspraak in zoverre;
III. verklaart het beroep van de omwonenden die de Stichting hebben gemachtigd ongegrond;
IV. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Oudenaller
Voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2012
414-619.