201111205/1/A1.
Datum uitspraak: 8 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 26 augustus 2011 in de zaken nrs. 11/201 en 11/202 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Nuenen, Gerwen en Nederwetten.
Bij besluit van 15 november 2006 heeft het college geweigerd handhavend op te treden tegen op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) aanwezige antennemasten.
Bij besluit van 5 juni 2008 heeft het het door [appellant a] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij besluit van 10 juni 2008 heeft het dat gedaan met het door [appellant b] daartegen gemaakte bezwaar.
Bij uitspraak van 15 februari 2010, verzonden op 25 februari 2010, heeft de rechtbank de door [appellanten] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten van vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit op de gemaakte bezwaren neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Bij besluit van 4 januari 2011 heeft het college de door [appellanten] tegen het besluit van 15 november 2006 gemaakte bezwaren opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 augustus 2011, verzonden op 13 september 2011, heeft de rechtbank het door [appellant a] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, doch bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant a] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 oktober 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juli 2012, waar [appellant a] in persoon en het college, vertegenwoordigd door M.J.A. Veendrick en N.A.J.P.F. Gerris, beiden werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar K.G. [belanghebbende], bijgestaan door mr. R.T. Kirpestein, gehoord.
2.1. [belanghebbende], bewoner van het perceel, is radiozendamateur en heeft ten behoeve van zijn hobby aan zijn woning een 4,98 m boven de dakrand uitstekende antennemast geplaatst en een die 7,2 m boven de dakrand uitsteekt. [appellanten] wonen in de directe nabijheid. Voor de hoogste antennemast heeft het college [belanghebbende] bij besluit van 13 januari 2011 omgevingsvergunning verleend. Tegen dat besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zodat het in rechte onaantastbaar is. Tussen partijen is niet in geschil dat voor het oprichten van de laagste antennemast geen bouwvergunning vereist was.
2.2. Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Woningwet, zoals die gold ten tijde van belang, mag het uiterlijk van:
a. een bestaand bouwwerk, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk, als bedoeld in artikel 45, eerste lid,
b. een bestaande standplaats,
c. een te bouwen bouwwerk voor het bouwen waarvan op grond van artikel 43 geen bouwvergunning is vereist, niet in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel b.
Ingevolge het tweede lid, kan de gemeenteraad besluiten dat, in afwijking van het eerste lid en artikel 44, eerste lid, onderdeel d, voor een daarbij aan te wijzen gebied of voor een of meer daarbij aan te wijzen categorieën van bestaande en te bouwen bouwwerken of standplaatsen geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn.
Ingevolge artikel 13a kunnen burgemeester en wethouders, indien niet aan artikel 12, eerste lid, wordt voldaan, degene die als eigenaar van een bouwwerk of standplaats, dan wel uit anderen hoofde bevoegd is tot het treffen van voorzieningen daaraan, verplichten tot het binnen een door hen te bepalen termijn treffen van zodanige door hen daarbij aan te geven voorzieningen, dat nadien aan artikel 12, eerste lid, wordt voldaan.
2.3. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de raad het gebied Nuenen-Zuid, waarvan de wijk Refelingse Erven onderdeel uitmaakt, ten onrechte bij besluit van 30 september 2010 als welstandsvrij gebied heeft aangemerkt, nu hij, in strijd met artikel 12, vierde lid, van de Woningwet daarover geen overleg met omwonenden heeft gevoerd en de welstandscommissie van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten de antennes twee maal in ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand heeft geoordeeld.
2.3.1. Naar aanleiding van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het aanbrengen van de hoogste antennemast heeft het college dat bouwplan getoetst aan redelijke eisen van welstand. Het heeft geoordeeld dat het daarmee niet in strijd is. Evenmin heeft het het bouwplan in strijd geacht met artikel 12, eerste lid, van de Woningwet. Nu de aldus verleende omgevingsvergunning in rechte onaantastbaar is, heeft de rechtbank in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de laagste antennemast, die aanzienlijk lager en minder omvangrijk is, niet in ernstige mate met redelijke eisen van welstand als bedoeld in die bepaling in strijd is.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2012