201110580/1/A3.
Datum uitspraak: 8 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW),
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 18 augustus 2011 in zaken nrs. 11/1318 en 11/1816 in het geding tussen:
[wederpartij], gevestigd te [plaats],
Bij besluit van 16 juni 2011 heeft de RDW de aan [wederpartij] verleende erkenning bedrijfsvoorraad ingetrokken.
Bij besluit van 5 augustus 2011 heeft de RDW het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 augustus 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 5 augustus 2011 vernietigd, het besluit van 16 juni 2011 herroepen, aan [wederpartij] een waarschuwing met verzwaard toezicht opgelegd en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 5 augustus 2011. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de RDW bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 september 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 5 oktober 2011.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juli 2012, waar de RDW, vertegenwoordigd door mr. C. van der Berg, werkzaam bij de RDW, en [wederpartij], vertegenwoordigd door haar [vennoot], bijgestaan door mr. H.A.A. van den Broek, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen.
2.1. Voor zover [wederpartij] heeft beoogd bij haar verweerschrift van 1 november 2011 hoger beroep in te stellen, wordt overwogen dat de Algemene wet bestuursrecht, noch de Wet op de Raad van State, grondslag biedt voor het instellen van incidenteel hoger beroep. Hetgeen in dat verband is aangevoerd, wordt daarom buiten beschouwing gelaten.
2.2. Ingevolge artikel 62, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de Wvw 1994) kan de RDW aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze gerechtigd is motorrijtuigen en aanhangwagens, waarvan hij de eigendom heeft verkregen, in zijn bedrijfsvoorraad op te nemen.
Ingevolge artikel 65, tweede lid, kan de RDW een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend:
a. niet meer voldoet aan de voor de erkenning gestelde eisen,
b. de verplichtingen, vervat in artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 64, tweede lid, niet nakomt, of
c. handelt in strijd met een of meer andere uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
Ingevolge artikel 67, eerste lid, schorst de RDW op aanvraag van de eigenaar of houder van een voertuig, tegen betaling, op de door de RDW vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief, de geldigheid van het kentekenbewijs, indien met dat voertuig geen gebruik van de weg wordt gemaakt.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad (hierna: de Regeling) moet het erkende bedrijf het bij en krachtens de wet bepaalde omtrent de bedrijfsvoorraad, de erkenning alsmede de registratie, het gebruik en de beëindiging van de registratie van de tot de bedrijfsvoorraad behorende voertuigen in acht nemen.
Ingevolge het tweede lid draagt het erkende bedrijf er zorg voor dat bij voortduring wordt voldaan aan de eisen en voorschriften die gelden voor de erkenning.
Ingevolge het zevende lid draagt het erkende bedrijf er zorg voor dat alleen voertuigen die bestemd zijn om te worden verkocht, bewaard of bewerkt in de bedrijfsvoorraad worden en zijn opgenomen.
2.3. Met betrekking tot het toezicht op de erkenningen bedrijfsvoorraad voerde de RDW, ten tijde hier van belang, beleid dat is neergelegd in de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW, versie september 2010 (hierna: de toezichtbeleidsbrief). Volgens paragraaf 4.5.2 van de Bijlage Bedrijfsvoorraad en Handelaarskentekenbewijzen behorende bij de toezichtbeleidsbrief is het opnemen van een voertuig in de bedrijfsvoorraad zonder de bedoeling het voertuig te verhandelen of te bewerken, een overtreding die valt in categorie II. De sancties zijn neergelegd in het Stroomschema sancties overtreding erkenning/bevoegdheid (hierna: het stroomschema), opgenomen in de toezichtbeleidsbrief. Volgens paragraaf 4.5 van het Algemeen Deel van de toezichtbeleidsbrief worden, indien bij één bedrijfsbezoek of steekproefcontrole verschillende overtredingen worden geconstateerd, de categorieën van die overtredingen bij elkaar opgeteld en wordt een sanctie opgelegd overeenkomstig de som van die categorieën met dien verstande dat categorie IV de zwaarste categorie is. Is echter sprake van maximaal twee overtredingen, beide uit categorie I of II, dan worden de categorieën niet opgeteld maar wordt een sanctie opgelegd overeenkomstig de categorie behorend bij de zwaarste van de twee overtredingen.
2.4. Op 24 mei 2011 heeft de RDW bij [wederpartij] een bedrijfscontrole uitgevoerd waarvan de controleur een rapport heeft opgemaakt. Uit dit rapport volgt dat tijdens de bedrijfscontrole drie overtredingen van categorie II zijn geconstateerd. Naar aanleiding hiervan heeft de RDW overeenkomstig het stroomschema de aan [wederpartij] verleende erkenning ingetrokken.
2.5. De voorzieningenrechter heeft aan de vernietiging van het besluit van 5 augustus 2011 ten grondslag gelegd dat dat besluit niet deugdelijk is gemotiveerd, onder meer omdat de RDW zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het voertuig met kenteken […] in strijd met artikel 9, zevende lid, van de Regeling was opgenomen in de bedrijfsvoorraad. Omdat volgens de voorzieningenrechter wel aannemelijk is dat [wederpartij] twee overtredingen van categorie II heeft begaan, heeft de voorzieningenrechter, zelf in de zaak voorziend, het besluit van 16 juni 2011 herroepen en bepaald dat aan [wederpartij], overeenkomstig het stroomschema, een waarschuwing met verscherpt toezicht wordt opgelegd.
2.6. Het hoger beroep van de RDW richt zich alleen tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat niet aannemelijk is gemaakt dat het voertuig met kenteken […] niet bestemd was om te worden verkocht en derhalve in strijd met artikel 9, zevende lid, van de Regeling in de bedrijfsvoorraad was opgenomen. De RDW betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte tot dat oordeel is gekomen. Volgens de RDW is de bedrijfsvoorraad bedoeld voor handelswaar die voor verkoop gereed ligt. Het voertuig met kenteken [...] was ten tijde van de bedrijfscontrole echter niet op de bedrijfslocatie aanwezig, maar op een andere locatie waar het volgens [wederpartij] zou worden gerestaureerd. Voor onder meer deze gevallen is artikel 67 van de Wvw 1994 geschreven. Het voertuig was bovendien niet bestemd om uiteindelijk te worden verkocht. [wederpartij] heeft immers herhaaldelijk verklaard dat het voertuig na restauratie zou worden ingezet als publiekstrekker, aldus de RDW.
2.6.1. Alleen voertuigen die bestemd zijn om te worden verkocht, bewaard of bewerkt, mogen in de bedrijfsvoorraad worden en zijn opgenomen. Gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 62, eerste lid, van de Wvw 1994 (Kamerstukken II 1990/91, 22 030, nr. 3, blz. 33 en 107) worden hiermee voertuigen bedoeld die ofwel worden verhandeld ofwel uiteindelijk worden gesloopt. Uit het rapport, dat is opgemaakt naar aanleiding van de bedrijfscontrole, en het bezwaarschrift volgt dat [wederpartij] met betrekking tot het voertuig met kenteken [...] heeft verklaard, dat het werd gerestaureerd op een andere locatie. Hieruit kan worden afgeleid dat het voertuig ten tijde van de controle niet bestemd was om te worden verhandeld en dat het tevens niet bestemd was om uiteindelijk te worden gesloopt, zodat dit voertuig ingevolge artikel 9, zevende lid, van de Regeling niet in de bedrijfsvoorraad mocht zijn opgenomen. Of het voertuig na restauratie al dan niet bestemd was om te worden verhandeld is niet van belang. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat uit artikel 9, tweede lid, van de Regeling volgt dat bij voortduring moet worden voldaan aan de eis dat een voertuig bestemd is om te worden verhandeld. De voorzieningenrechter heeft dit ten onrechte niet onderkend.
2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover de voorzieningenrechter het besluit van 16 juni 2011 heeft herroepen, aan [wederpartij] een waarschuwing met verscherpt toezicht heeft opgelegd, en heeft bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 5 augustus 2011. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling bepalen dat de rechtsgevolgen van het besluit van 5 augustus 2011 in stand blijven.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 18 augustus 2011 in zaken nrs. 11/1318 en 11/1816, voor zover daarbij het besluit van de directie van de Dienst Wegverkeer van 16 juni 2011, kenmerk E&T2011/345/BN/SDV, is herroepen, aan [wederpartij] de sanctie van een waarschuwing met verzwaard toezicht is opgelegd en is bepaald dat die uitspraak in de plaats treedt van het besluit van de directie van de Dienst Wegverkeer van 5 augustus 2011, kenmerk Dos 2011/13130/bob;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 5 augustus 2011 geheel in stand blijven.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. De Vries
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2012