ECLI:NL:RVS:2012:BX3917

Raad van State

Datum uitspraak
2 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201206915/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor woningbouw te Cuijk

Op 2 augustus 2012 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. Het hoger beroep was ingesteld door [verzoeker] tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 11 juni 2012, waarin het beroep van [verzoeker] tegen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een (aarde)woning op een perceel te Cuijk ongegrond was verklaard. De omgevingsvergunning was verleend aan [vergunninghouder] op 17 november 2011.

Bij de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening op 26 juli 2012 waren zowel [verzoeker] als [vergunninghouder] aanwezig, bijgestaan door hun respectieve juridische vertegenwoordigers. De voorzitter heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. [Verzoeker] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de adviezen van de welstandscommissie gebreken vertonen die het college zouden hebben moeten weerhouden van het verlenen van de omgevingsvergunning.

De voorzitter heeft ook overwogen dat de ruimtelijke onderbouwing van de omgevingsvergunning, opgesteld door Grontmij Nederland B.V., voldoet aan de gestelde eisen. Gezien deze overwegingen heeft de voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is opgemerkt dat [vergunninghouder] het risico heeft aanvaard dat hij het gebouwde moet afbreken indien uiteindelijk blijkt dat de omgevingsvergunning niet mocht worden verleend. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201206915/2/A1.
Datum uitspraak: 2 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Cuijk,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 11 juni 2012 in zaak nr. 11/4033 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Cuijk.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 november 2011 heeft het college aan [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een (aarde)woning op het perceel aan de [locatie] te Cuijk (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 11 juni 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 juli 2012, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2012, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[vergunninghouder] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 juli 2012, waar [verzoekers], en het college, vertegenwoordigd door mr. P.W. de Greef, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [vergunninghouder], bijgestaan door mr. D. van de Weerdt, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. In hetgeen [verzoeker] naar voren heeft gebracht, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de omgevingsvergunning niet mocht worden verleend. Daarbij is van belang dat [verzoeker] naar voorlopig oordeel niet aannemelijk heeft gemaakt dat de adviezen van de welstandscommissie van Cuijk van 23 juni 2011 en 10 november 2011 naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertonen dat het college deze niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. Verder is daarbij van belang dat [verzoeker] naar voorlopig oordeel niet aannemelijk heeft gemaakt dat de ruimtelijke onderbouwing die is neergelegd in de door Grontmij Nederland B.V. opgestelde notitie "Aardewoning [locatie] te Cuijk" van 24 februari 2011, niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen.
Onder deze omstandigheden ziet de voorzitter aanleiding de gevraagde voorziening af te wijzen. Daarbij wordt nog in aanmerking genomen dat door te bouwen zonder te beschikken over een in rechte onaantastbare omgevingsvergunning, [vergunninghouder] het risico heeft aanvaard dat hij het gebouwde zal moeten afbreken, indien tenslotte zou blijken dat daarvoor geen omgevingsvergunning mocht worden verleend.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Van Leeuwen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2012
543.