ECLI:NL:RVS:2012:BX3301

Raad van State

Datum uitspraak
1 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201105300/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning en ontheffing voor woninguitbreiding in Tienhoven

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Maarssen, thans Stichtse Vecht, op 3 februari 2010 geweigerd om aan [appellant] een ontheffing en reguliere bouwvergunning te verlenen voor het vergroten van de bestaande woning en het aan de woning gebouwde gebouw op het perceel in Tienhoven. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen deze weigering ongegrond op 10 augustus 2010. De rechtbank Utrecht heeft op 25 maart 2011 het beroep van [appellant] tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 5 mei 2011 is ingediend.

De Raad van State heeft de zaak op 7 december 2011 ter zitting behandeld, waarbij [appellant] werd bijgestaan door een gemachtigde en het college werd vertegenwoordigd door mr. S. Morssink-Kizilates. In een tussenuitspraak van 18 januari 2012 heeft de Raad het college opgedragen om uiterlijk 1 april 2012 het besluit op bezwaar van 10 augustus 2010 te herstellen of een nieuw besluit te nemen. Het college heeft vervolgens op 27 maart 2012 een projectbesluit geweigerd en op 28 maart 2012 het bezwaar van [appellant] opnieuw ongegrond verklaard.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het besluit op bezwaar van 10 augustus 2010 in strijd was met artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening, omdat de gemeenteraad bevoegd was om dit besluit te nemen. De Raad heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van het college van 10 augustus 2010 vernietigd. Het beroep tegen het besluit van 28 maart 2012 is ongegrond verklaard. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant].

Uitspraak

201105300/1/A1.
Datum uitspraak: 1 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Tienhoven, gemeente Stichtse Vecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 25 maart 2011 in zaak nr. 10/3167 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Maarssen, thans Stichtse Vecht.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 februari 2010 heeft het college geweigerd aan [appellant] ontheffing en reguliere bouwvergunning te verlenen voor het vergroten van de bestaande woning en het aan de woning gebouwde gebouw op het perceel [locatie] te Tienhoven (hierna: het perceel).
Bij besluit van 10 augustus 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 maart 2011, verzonden op 29 maart 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 mei 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2011, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Morssink-Kizilates, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 18 januari 2012, nr.
201105300/1/T1/H1(hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling het college opgedragen om uiterlijk 1 april 2012 het besluit op bezwaar van 10 augustus 2010 te herstellen dan wel in plaats daarvan een ander besluit te nemen. De Afdeling heeft het college voorts opgedragen het herstelde dan wel nieuwe besluit aan haar toe te zenden. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 27 maart 2012 heeft de raad van de gemeente Stichtse Vecht geweigerd een projectbesluit te nemen voor het gedeeltelijk vergroten van de bestaande woning en het gebouw dat aan de woning vast zit op het perceel.
Bij besluit van 28 maart 2012 heeft het college, opnieuw beslissend op het bezwaar van [appellant], na het besluit van de gemeenteraad van 27 maart 2012 als een onderdeel van het besluit van 10 augustus 2010 te hebben aangemerkt en de weigering om [appellant] de door hem gevraagde bouwvergunning te verlenen te hebben gehandhaafd, het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij brief van 10 mei 2012 heeft de Afdeling bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en tevens het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. In de tussenuitspraak is overwogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het besluit op bezwaar van 10 augustus 2010 is genomen in strijd met artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), omdat niet het college, maar de raad van de gemeente bevoegd is dat besluit te nemen. Het college is vervolgens opgedragen om uiterlijk 1 april 2010 het besluit te herstellen dan wel in plaats daarvan een nieuw besluit te nemen. Daartoe wordt verwezen naar de tussenuitspraak.
2.2. De raad van de gemeente Stichtse Vecht heeft bij besluit van 27 maart 2012 geweigerd een projectbesluit te nemen. Vervolgens heeft het college, ter uitvoering van de opdracht van de Afdeling, het besluit van 28 maart 2012 genomen. Dit besluit is een besluit als bedoeld in 6:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en ingevolge artikel 6:19, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb mede onderwerp van dit geding.
2.3. [appellant] heeft betoogd dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het gemeentebestuur niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 van de Wro te nemen.
2.3.1. De gemeenteraad heeft aan zijn besluit van 27 maart 2012 onder meer ten grondslag gelegd dat de door [appellant] beoogde uitbreiding van de woning en het aan de woning gebouwde gebouw in strijd is met het ontheffingenbeleid van de voormalige gemeente Maarssen. Het bouwplan voldoet niet aan de in dat beleid gestelde eisen omtrent de maximale oppervlakte en maximale hoogte van bijgebouwen. Voorts is van belang geacht dat het bouwplan in strijd is met het in het voorontwerp van het bestemmingsplan Landelijk Gebied opgenomen maximale grondoppervlak aan erfbebouwing. Het college heeft deze motivering in zijn besluit van 28 maart 2012 overgenomen. Er kan in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen grond worden gevonden voor het oordeel dat de gemeenteraad bij zijn beslissing op het verzoek een projectbesluit te nemen, gehouden was van dit beleid af te wijken.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 10 augustus 2010 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit dient wegens strijd met artikel 3.10 van de Wro te worden vernietigd. Het beroep tegen het besluit van 28 maart 2012 is ongegrond.
2.5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 25 maart 2011 in zaak nr. 10/3167;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maarssen, thans Stichtse Vecht van 10 augustus 2010, verzonden 12 augustus 2010;
V. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht van 28 maart 2012, kenmerk Z/11/01325, ongegrond;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 89,74 (zegge: negenentachtig euro en vierenzeventig eurocent), bestaande uit verletkosten en de reiskosten van het in persoon ter zitting verschijnen;
VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 379,00 (zegge: driehonderdnegenenzeventig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2012
17-724.