201108940/1/R3.
Datum uitspraak: 1 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Boxtel,
2. de vereniging Vereniging voor Natuurbehoud & Milieubeheer in Midden- en Noord-Oost Brabant Het Groene Hart (hierna: Het Groene Hart), gevestigd te Den Dungen, gemeente Sint-Michielsgestel,
3. [appellant sub 3], wonend te Boxtel,
de raad van de gemeente Boxtel,
verweerder.
Bij besluit van 31 mei 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Uitbreiding Sint Lucas" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 augustus 2011, Het Groene Hart bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2011, en [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2011, beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juni 2012, waar [appellant sub 1], [appellant sub 3] en de raad, vertegenwoordigd door R. Poort en B. van de Staak, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de stichting Sint Lucas, vertegenwoordigd door G.J.W.C.M. Tibosch, als belanghebbende verschenen.
2.1. Het plangebied is deels bestemd als "Maatschappelijk", ten behoeve van de voorziene uitbreiding van het Sint Lucas College op het perceel Burgakker 88, tegenover de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 3]. Tevens maakt het bestemmingsplan het mogelijk om de voormalige woning aan de Burgakker 90 in gebruik te nemen als ontvangstruimte bij de school.
2.2. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] stellen dat voorafgaand aan de vaststelling van het plan ten onrechte geen inspraakprocedure heeft plaatsgevonden. Dit is volgens hen in strijd met de gemeentelijke inspraakverordening.
2.2.1. De procedure inzake de vaststelling van een bestemmingsplan vangt aan met de terinzagelegging van een ontwerpplan. Het bieden van inspraak maakt geen deel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmings-planprocedure. Het schenden van een inspraakverplichting heeft, wat daar ook van zij, daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan. Het betoog faalt.
2.3. Voorts trekken [appellant sub 1] en [appellant sub 3] de onafhankelijkheid van de Monumentencommissie, die nauw is betrokken bij de vaststelling van het plan, in twijfel. Een van de leden van deze commissie is volgens [appellant sub 3] tevens lid van de raad van toezicht van de stichting Sint Lucas, hetgeen volgens hem duidt op een belangenverstrengeling.
2.3.1. Door de stichting Sint Lucas is ter zitting gesteld dat van de door [appellant sub 3] gestelde betrokkenheid van een lid van de Monumentencommissie bij de stichting geen sprake is.
2.3.2. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de door de monumentencommissie gegeven adviezen gekleurd zijn of andere belangen dienen dan bij de vaststelling van het plan in acht zouden moeten worden genomen, zodat geen grond bestaat voor het oordeel dat de raad hieraan bij de vaststelling van het plan geen betekenis toe mocht kennen. Voorts hebben de adviezen van de Monumentencommissie betrekking op de uiteindelijke vormgeving van de in het plan voorziene bebouwing. Dit is een kwestie van uitvoering die niet in deze procedure, maar eerst in het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen aan de orde kan komen. Het betoog faalt.
2.4. Het Groene Hart voert aan dat het plan is vastgesteld in strijd met het geldende beleid, zoals dat is neergelegd in het op 26 februari 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Centrum Boxtel", hetgeen in strijd is met de rechtszekerheid. Het Groene Hart stelt dat het plan ten onrechte voorziet in ruimere bouwmogelijkheden dan nodig zijn voor het herstel of de vervanging van het voorheen in het plangebied aanwezige pand dat is afgebrand. Ten gevolge hiervan blijft minder ruimte over voor natuurontwikkeling en de thans aanwezige cultuurhistorische waarden in het plangebied.
2.4.1. De raad stelt dat de totale oppervlakte van de gebouwen die in het plangebied aanwezig waren vergelijkbaar is met de in het plan voorziene bouwmogelijkheden. Voorts voorzag het afgebrande gebouw in een onderwijsbehoefte die inmiddels zo is gegroeid dat een andersoortige nieuwbouw noodzakelijk is. De raad heeft een ruimtelijke afweging gemaakt met als uitgangspunt dat de nieuwbouw dient te passen in de omgeving.
2.4.2. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en planregels voor gronden vaststellen. Met het voorliggende bestemmingsplan maakt de raad gebruik van de hem op grond van artikel 3.1 van de Wro toekomende bevoegdheid om een bestemmingsplan vast te stellen teneinde te voorzien in de benodigde uitbreiding van het Sint Lucas College, die onder het voorheen geldende bestemmingsplan op deze locatie niet was toegestaan. De Afdeling acht dit niet onredelijk. In dit verband is van belang dat in het voorliggende plan de langs de Dommel gelegen groenstrook ter plaatse van het afgebrande pand is doorgetrokken, waarmee binnen een strook van minimaal 12 m vanaf de Dommel geen bouwmogelijkheden meer worden geboden. De ruimere bouwmogelijkheden die zijn ontstaan binnen het gedeelte van het perceel dat verder van de Dommel af ligt en onder het voorheen geldende plan een groenbestemming had, is op deze wijze gecompenseerd. Hiermee is voldoende rekening gehouden met de natuurwaarden aan de oever van de Dommel. Het betoog faalt.
2.5. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] stellen dat het plangebied ligt in de zogenoemde cultuurhistorische as en betogen dat deze door dit plan wordt aangetast.
2.5.1. In de plantoelichting staat dat binnen het centrumgebied van Boxtel twee belangrijke lijnen zijn te onderscheiden: een economische as en een cultuurhistorische as. Blijkens de plantoelichting wordt gestreefd naar versterking van het functioneren van deze lijnen. In de Nota van beantwoording Zienswijzen stelt de raad dat in de nieuwe situatie het open en groene karakter van het onbebouwde terrein wordt behouden door de bebouwing te concentreren, maar dat het nieuwe gebouw wat betreft massa wel grootschaliger is dan de bestaande gebouwen. Daarom is extra aandacht geschonken aan een zorgvuldige voorbereiding met advisering van deskundigen uit de monumenten- en welstandscommissie. Het resultaat is dat er uiteindelijk een uitgekiend ontwerp is ontstaan passend binnen de historische en ruimtelijke structuren in het gebied. Zoals de raad ter zitting heeft toegelicht ligt de Burgakker aan de cultuurhistorische as. Door het plan kunnen de zogenoemde levensschool, een historisch poortgebouw en de woning op Burgakker 90 worden behouden, waardoor de monumentale panden op de Burgakker in hun waarde worden gelaten en het plan passend is in de kern van Boxtel, aldus de raad. Dit standpunt is naar het oordeel van de Afdeling niet onredelijk. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] hebben niet aannemelijk gemaakt dat desondanks sprake is van een onaanvaardbare aantasting van de cultuurhistorische as. Het betoog faalt.
2.6. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] stellen dat de in het plan voorziene nieuwbouw niet past in de omgeving. Zij stellen dat onvoldoende rekening is gehouden met de samenhang tussen hun woningen en de geplande nieuwbouw. [appellant sub 1] stelt dat met een lagere bouwhoogte voldoende vloeroppervlak resteert voor de benodigde uitbreiding. Hij stelt in dit verband dat het plan leidt tot een onevenredige aantasting van zijn uitzicht en privacy. [appellant sub 1] betwist het standpunt van de raad in de Nota van beantwoording Zienswijzen dat de aan te leggen boomgaard het zicht vanuit de woning van [appellant sub 1] op het plangebied wegneemt. Daarbij komt volgens hem dat het plan zal leiden tot een waardedaling van zijn woning.
2.6.1. Aan het plangebied is, voor zover thans van belang, de bestemming "Maatschappelijk" en de aanduiding "bouwvlak" toegekend. Aan het bouwvlak is voor de geplande nieuwbouw een maximale goot- en bouwhoogte van onderscheidenlijk 9,5 m en 13 m toegekend.
2.6.2. De raad heeft blijkens de Nota van beantwoording Zienswijzen onder begeleiding van de welstands- en de monumentencommissie het plan vastgesteld en daarbij gezocht naar een ruimtelijke inpassing in en aansluiting op de bestaande omgeving. De aan het plangebied grenzende bestaande omgeving wordt gekenmerkt door woningen en (school)gebouwen van ongeveer 15 m hoog. De woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 3] staan onderscheidenlijk aan de Burgakker 21 en 19 op een afstand van onderscheidenlijk 20 en 35 m tot het bouwvlak.
2.6.3. Gelet op de omvang van het bouwvlak binnen het plangebied, de daarbinnen maximaal toegestane goot- en bouwhoogte en de afstand tot de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 3], heeft de raad bij de stedenbouwkundige invulling van het plangebied voldoende rekening gehouden met de bestaande omgeving. Ten aanzien van de door [appellant sub 1] voorgestelde lagere bouwhoogte overweegt de Afdeling dat volgens de stichting Sint Lucas na de realisering van het plan voldoende ruimte ontstaat voor 1400 leerlingen en de school in die omvang levensvatbaar is. Voorts is de bouwhoogte benodigd voor het beoogde gebruik van de voorziene bebouwing voor ateliers ten behoeve van het vak creatief vakman. Tevens komt de in het plan toegekende maximale bouwhoogte overeen met de bouwhoogte van de levensschool en de in de omgeving van het plangebied voorkomende appartementsgebouwen. De raad heeft gelet hierop geen reden hoeven te zien de in het plan voorziene bouwmogelijkheden op deze plaats niet passend te achten.
Voorts bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat hierbij onvoldoende gewicht is toegekend aan het belang van een goede ruimtelijke samenhang tussen de geplande nieuwbouw en de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 3].
2.6.4. Ten aanzien van de door [appellant sub 1] aangehaalde aspecten van privacy, uitzicht en waardedaling van zijn huis overweegt de Afdeling als volgt. Niet valt uit te sluiten dat het uitzicht en de privacy van [appellant sub 1] in enige mate zullen worden aangetast door het voorziene gebouw, aangezien het is voorzien op een thans in mindere mate bebouwd terrein, waar hij vanuit zijn woning zicht op heeft. Er bestaat echter geen recht op een blijvend vrij uitzicht, wat er ook zij van de te realiseren uitzichtbeperkende boomgaard. De wijze van uitvoering van het plan, bijvoorbeeld met een glaswand, heeft betrekking op het bouwplan dat in deze procedure niet aan de orde is. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning van [appellant sub 1] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering, wat daarvan zij, zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn. Het betoog faalt.
2.7. [appellant sub 1], [appellant sub 3] en Het Groene Hart betogen dat voor het realiseren van de uitbreiding voldoende mogelijkheden bestaan op andere locaties dan in het plangebied en dat deze alternatieven ten onrechte niet in beschouwing zijn genomen. Volgens hen heeft de raad niet gemotiveerd dat het plan leidt tot een kwalitatieve en kwantitatieve verbetering. In dit verband voeren zij aan dat de uitbreiding is te realiseren op de locatie Burgakker 17, waar de hoofdgebouwen van het Sint Lucas College reeds zijn gevestigd. Voorts zijn volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 3] in de gemeente Boxtel voldoende leegstaande kantoorgebouwen aanwezig die in de benodigde uitbreiding van het Sint Lucas College kunnen voorzien. Het Groene Hart stelt dat op de bestaande bebouwing op het schoolcomplex een tweede bouwlaag kan worden gerealiseerd.
2.7.1. De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
2.7.2. Ter zitting heeft de raad, mede in reactie op de uitspraak van 18 november 2011, in zaak nr.
201108940/2/R3, toegelicht dat het perceel Burgakker 17 volledig is benut. Het thans onbebouwde deel van dit perceel is ingericht als tuin en wordt gebruikt als ontmoetingsplaats tijdens schoolpauzes en als verzamelpunt tijdens calamiteiten. Ook vanwege de aanwezige natuurwaarden en de om de tuin liggende monumentale muur is dit gedeelte volgens de raad ongeschikt voor bebouwing. Voorts is ter zitting toegelicht dat het realiseren van een tweede bouwlaag op de bestaande school, zoals voorgesteld door Het Groene Hart, bouwkundig niet mogelijk is. De realisering van de bebouwing op het perceel Burgakker 17 zou volgens de raad voorts leiden tot een massaliteit die gelet op de ligging aan de cultuurhistorische as niet passend is en ten koste zou gaan van de parkeergelegenheid.
Ten aanzien van het door [appellant sub 1] en [appellant sub 3] aangedragen alternatief om voor de benodigde uitbreiding van het Sint Lucas College gebruik te maken van leegstaande kantoorgebouwen overweegt de Afdeling dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat op de percelen waar deze gebouwen staan geen sprake is van een maatschappelijke bestemming, terwijl in het voorheen geldende bestemmingsplan ter plaatse van de voorziene uitbreiding reeds een maatschappelijke bestemming was toegekend. Voorts heeft de stichting Sint Lucas ter zitting toegelicht dat het huren van leegstaande kantoorgebouwen financieel niet haalbaar is. Ten slotte is door de raad belang gehecht aan de loopafstand tussen de bestaande school en de voorziene uitbreiding, mede gelet op de inrichting van het Sint Lucas College waarbij het bestaande gebouw wordt gebruikt voor de inhoudelijke vakken en de bebouwing in het plangebied voor de praktijkvakken. Dit is niet onredelijk. Door [appellant sub 1], [appellant sub 3] en Het Groene Hart is niet aannemelijk gemaakt dat op een vergelijkbare afstand een geschikt alternatief aanwezig is. Het betoog faalt.
2.8. [appellant sub 1] stelt dat aan het perceel Burgakker 90 ten onrechte geen woonbestemming is toegekend. Hiertoe voert hij aan dat de buurt onveiliger is geworden sinds de woning op dat perceel niet meer wordt bewoond.
2.8.1. De veiligheid van de woonomgeving van [appellant sub 1] betreft een kwestie van handhaving van de openbare orde die in deze procedure niet aan de orde kan komen.
2.9. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] hebben ten slotte verzocht de door hen tegen het ontwerpplan ingediende zienswijzen als herhaald en ingelast te beschouwen.
2.9.1. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijzen. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] hebben in hun beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
2.10. In hetgeen [appellant sub 1], Het Groene Hart en [appellant sub 3] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen zijn ongegrond.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en drs. W.J. Deetman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2012