ECLI:NL:RVS:2012:BX3247

Raad van State

Datum uitspraak
1 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112791/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van spoedeisende bestuursdwang bij hennepkwekerijen op camping

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 augustus 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Recreatiepark Fort Oranje B.V. tegen het college van burgemeester en wethouders van Zundert. De zaak betreft de toepassing van spoedeisende bestuursdwang door het college, die op 19 mei 2010 hennepkwekerijen ontmantelde in vijf kampeermiddelen op de camping van Recreatiepark Fort Oranje. Het college had eerder besloten om deze bestuursdwang toe te passen, omdat het gebruik van de caravans als hennepkwekerij in strijd was met de Woningwet. Recreatiepark Fort Oranje, als eigenaar en exploitant van de camping, werd als overtreder aangemerkt, wat leidde tot de kosten van ontmanteling die ten laste van haar werden gebracht.

De rechtbank Breda had eerder het beroep van Recreatiepark Fort Oranje ongegrond verklaard, waarop het hoger beroep volgde. De Afdeling oordeelde dat van de eigenaar van een pand dat in strijd met de bestemming wordt gebruikt, verwacht mag worden dat hij zich informeert over het gebruik van het verhuurde pand. Recreatiepark Fort Oranje had onvoldoende gedaan om toezicht te houden op de stacaravans en kon niet aannemelijk maken dat zij niet op de hoogte was van de hennepkwekerijen. De Afdeling bevestigde dat de kosten van de ontmanteling terecht aan Recreatiepark Fort Oranje waren opgelegd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders in het kader van handhaving van de Woningwet en de noodzaak voor adequaat toezicht op het gebruik van verhuurde standplaatsen, vooral in situaties waar illegale activiteiten plaatsvinden. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201112791/1/A1.
Datum uitspraak: 1 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recreatiepark Fort Oranje B.V., gevestigd te Rijsbergen, gemeente Zundert,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 17 november 2011 in zaak nr. 11/91 in het geding tussen:
Recreatiepark Fort Oranje
en
het college van burgemeester en wethouders van Zundert.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2010 heeft het college zijn beslissing om jegens Recreatiepark Fort Oranje spoedeisende bestuursdwang toe te passen ter zake van het op 19 mei 2010 ontmantelen van hennepkwekerijen in vijf kampeermiddelen dan wel caravans op de camping op het perceel Bredaseweg 2 te Rijsbergen (hierna: het perceel), op schrift gesteld.
Bij besluit van 16 november 2010 heeft het college het door Recreatiepark Fort Oranje daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 7 december 2010 heeft het college de kosten vastgesteld op € 8.674,86 en beslist tot invordering van dit bedrag.
Bij uitspraak van 17 november 2011, verzonden op 24 november 2011, heeft de rechtbank het door Recreatiepark Fort Oranje tegen het besluit van 16 november 2010 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Recreatiepark Fort Oranje bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 december 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 9 januari 2012.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2012, waar Recreatiepark Fort Oranje, vertegenwoordigd door mr. J.S. Pols en J.C. Engel, en het college, vertegenwoordigd door J.J.M. de Groot MSc, werkzaam bij de gemeente, en mr. A.H.G. Knops, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Recreatiepark Fort Oranje was ten tijde van de ontmanteling van de hennepkwekerijen eigenaar en exploitant van de camping, waar de ontmantelingen hebben plaatsgevonden. Zij was verder eigenaar en verhuurder van de standplaatsen waarop de caravans waar de ontmantelingen hebben plaatsgevonden, aanwezig zijn.
2.2. Ingevolge artikel 1a, tweede lid, van de Woningwet, voor zover hier van belang en zoals dat artikel luidde ten tijde van belang, draagt een ieder die een bouwwerk gebruikt of laat gebruiken er, voor zover dat in zijn vermogen ligt, zorg voor dat als gevolg van dat gebruik geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.
Ingevolge artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), wordt onder last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Awb is de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
Ingevolge artikel 5:31, eerste lid, voor zover hier van belang, kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last.
Ingevolge het tweede lid kan, indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekend gemaakt.
2.3. Niet in geschil is dat het gebruik van de caravans als hennepkwekerij in strijd is met artikel 1a, tweede lid, van de Woningwet, zodat het college bevoegd was ter zake handhavend op te treden. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het college Recreatiepark Fort Oranje terecht als overtreder heeft aangemerkt en mitsdien de kosten, verband houdend met de toepassing van bestuursdwang, ten laste van haar heeft mogen brengen.
2.4. Recreatiepark Fort Oranje betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college haar als overtreder mocht aanmerken. Zij voert in dit kader aan dat zij aanzienlijke inspanningen levert om illegale praktijken op het perceel te achterhalen. Zij stelt dat zij vanaf 2007 reeds meerdere malen melding heeft gemaakt bij de politie en bij het openbaar ministerie van verdenkingen van hennepteelt op het perceel, op welke meldingen veelal niet is gereageerd. Zij stelt verder dat zij de stacaravans enkele malen per jaar controleert. Zij voert aan dat zij door bij de politie steeds melding te maken van verdenkingen van hennepteelt in stacaravans op haar perceel en door de huurovereenkomsten en de kopieën van de legitimatiebewijzen van de huurders van de stacaravans te overleggen, aan haar zorgplicht heeft voldaan. Zij wijst erop dat haar bestuurder in 2009 is mishandeld door personen die waarschijnlijk betrokken zijn bij hennepteelt op de camping, zodat van haar uit veiligheidsoverwegingen niet gevergd kan worden dat zij als eerste stappen onderneemt om hennepkwekerijen op het perceel te ontmantelen.
2.4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 december 2011 in zaak nr.
201104223/1/H4) mag van de eigenaar van een pand dat in strijd met de bestemming als hennepkwekerij wordt gebruikt, worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het door hem verhuurde pand wordt gemaakt. Hij dient aannemelijk te maken dat hij niet wist en niet kon weten dat de woning als hennepkwekerij werd gebruikt. Het ligt op de weg van de eigenaar om het gebruik van het verhuurde pand te controleren. De Afdeling is van oordeel dat het voorgaande eveneens geldt voor de eigenaar van verhuurde standplaatsen op een camping, waar kampeermiddelen worden gebruikt ten behoeve van de hennepteelt, zoals hier aan de orde.
2.4.2. Recreatiepark Fort Oranje heeft gesteld dat de op 19 mei 2010 aangetroffen hennepkwekerijen haar niet bekend waren. De stelling dat zij reeds meerdere malen melding heeft gedaan bij de politie van illegale hennepteelt op het perceel ziet niet op de in geding zijnde hennepkwekerijen. De omstandigheid dat zij in het verleden melding heeft gemaakt van het gebruik van andere stacaravans voor hennepteelt, maakt niet dat zij in dit geval niet als overtreder zou kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat van Recreatiepark Fort Oranje als professionele exploitant mag worden verwacht dat zij beschikt over een organisatie die is toegerust op het reguliere toezicht van het campingterrein en de daarop gesitueerde stacaravans, en dat zij binnen dat kader periodiek moet controleren of de kampeermiddelen illegaal worden gebruikt. Recreatiepark Fort Oranje heeft onvoldoende ondernomen om zich te informeren over het gebruik van de stacaravans op de door haar verhuurde standplaatsen. Dat zij de identiteit van de huurders van de standplaatsen nauwgezet administreert, zodat zij, naar zij stelt, de huurovereenkomsten en kopieën van het legitimatiebewijs van de huurders aan de gemeentelijke instanties kan overleggen nadat een overtreding is geconstateerd, kan niet als een voldoende adequaat toezicht op het gebruik van de kampeermiddelen gelden. Ook met haar stelling dat zij de stroomverbruikmeters van de stacavarans ongeveer één maal per jaar controleert en de vier op het terrein aanwezige transformatorhuisjes maandelijks is niet aannemelijk gemaakt dat zij heeft voldaan aan de eisen die aan haar als professioneel verhuurder kunnen worden gesteld om te voorkomen dat in strijd met artikel 1a van de Woningwet de door haar verhuurde standplaatsen werden gebruikt op een wijze die een gevaar voor de gezondheid of veiligheid opleverde.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank terecht het college heeft gevolgd in zijn standpunt, dat Recreatiepark Fort Oranje als overtreder als bedoeld in artikel 1a, tweede lid, van de Woningwet kan worden aangemerkt, zodat de kosten van ontmanteling van de hennepkwekerij ten laste van haar konden worden gebracht.
Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Dorst
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2012
407.