ECLI:NL:RVS:2012:BX3226

Raad van State

Datum uitspraak
25 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201204384/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Nijemirdum-Wytlân en de gevolgen voor woongenot

Op 25 juli 2012 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening tegen het bestemmingsplan "Nijemirdum-Wytlân", vastgesteld door de raad van de gemeente Gaasterlân-Sleat op 20 december 2011. De verzoeker, wonend in Nijemirdum, vreesde voor aantasting van zijn woongenot door de realisatie van 19 nieuwe woningen, een evenemententerrein, een bedrijf en twee ontsluitingswegen. Hij stelde dat de infrastructuur op korte termijn zou worden aangelegd, wat zou leiden tot overlast, verlies van rust en privacy, en waardevermindering van zijn woning.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 juli 2012. In zijn overwegingen benadrukte hij dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De raad stelde dat het plan landschappelijk wordt ingepast en dat de voorziene groenstrook tussen het perceel van de verzoeker en het plangebied de overlast zou verminderen. De voorzitter concludeerde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen onaanvaardbare overlast te verwachten is.

De voorzitter oordeelde dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat het plan niet binnen de termijn van 10 jaar zou worden gerealiseerd. Ook de mogelijke waardevermindering van de woning werd niet als doorslaggevend beschouwd. Uiteindelijk schorste de voorzitter het besluit van de raad voor zover het betreft de bestemming "Verkeer en verblijf" en wees het verzoek voor het overige af. De raad werd gelast het griffierecht aan de verzoekers te vergoeden.

Uitspraak

201204384/2/R4.
Datum uitspraak: 25 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoekster B] (hierna: [verzoeker]), wonend te Nijemirdum, gemeente Gaasterlân-Sleat,
en
de raad van de gemeente Gaasterlân-Sleat,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Nijemirdum-Wytlân" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 april 2012, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 april 2012, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 juli 2012, waar [verzoeker A], bijgestaan door K. Witteveen, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in 19 nieuwe woningen alsmede in een evenemententerrein, een bedrijf, een maatschappelijke bestemming en twee ontsluitingswegen.
2.3. Het verzoek van [verzoeker] richt zich tot het gehele plan. Hij vreest voor een aantasting van zijn woongenot ten gevolge van het plan en vreest met name dat de infrastructuur ten behoeve van het plangebied op korte termijn zal worden aangelegd.
2.4. [verzoeker] voert aan dat de ontsluitingsweg, de woningen, het evenemententerrein en de werkzaamheden tijdens de bouwperiode zullen leiden tot overlast. Hij vreest voor verlies van rust en privacy alsmede voor waardevermindering van zijn woning. [verzoeker] betwijfelt of het plan op korte termijn zal worden gerealiseerd, nu de projectontwikkelaars niet in staat zullen zijn het project volgens de gemaakte afspraken uit te voeren. Met betrekking tot de ontsluiting vanaf het Wytlânsdykje betoogt [verzoeker] dat de weg, die slechts vijf meter naast zijn eigen oprit is beoogd, niet nodig is, veel hinder zal veroorzaken en leidt tot een verkeersonveilige situatie. De toegang tot het plangebied vanaf de Lyklamawei is volgens [verzoeker] voldoende om het gebied te ontsluiten, een tweede toegangsweg heeft volgens hem dan ook geen toegevoegde waarde.
2.5. De raad stelt dat het plan niet zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woongenot van [verzoeker]. Met betrekking tot de gevreesde overlast en aantasting van de privacy stelt de raad dat het plangebied landschappelijk wordt ingepast. De voorziene groenstrook tussen het perceel van [verzoeker] en het plangebied schermt de in het plan voorziene woningen af en neemt daarmee een deel van de overlast weg. Het verkeer zal volgens de raad verspreid over de ontsluitingswegen het plangebied in- en uitrijden en daarom niet tot onaanvaardbare overlast leiden. Ook aan de aldaar toegestane evenementen en bedrijfsactiviteiten zijn beperkingen gesteld, waardoor de overlast beperkt zal zijn, aldus de raad.
2.6. Tussen het perceel van [verzoeker] en de in het plan beoogde woningen is voorzien in een strook met de bestemming "Groen". De raad heeft in de reactie op de zienswijze weergegeven dat de strook zal worden beplant. Tussen partijen is niet in geschil dat het zicht op de woning van [verzoeker] daardoor wordt verminderd, zodat hetgeen [verzoeker] aanvoert niet noopt tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.7. Ingevolge artikel 1 in samenhang bezien met artikel 4 van de planregels mogen ter plaatse van de voor "Groen" aangewezen gronden evenementen plaatsvinden. Hierbij mag het slechts gaan om evenementen van categorie 1, zijnde een evenement met onversterkte (straat)muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties en dergelijke, waarbij het evenement per dag maximaal 5000 bezoekers trekt. Dergelijke evenementen mogen voorts niet meer dan 12 keer per jaar worden georganiseerd.
Naar het oordeel van de voorzitter gaat het om kleinschalige evenementen die een beperkt aantal keer per jaar mogen worden georganiseerd. Gelet hierop bestaat in hetgeen [verzoeker] stelt geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat voor onaanvaardbare overlast niet behoeft te worden gevreesd, zodat het aangevoerde niet noopt tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.8. Ingevolge artikel 3 van de planregels is op de voor "Bedrijf" bestemde gronden een bedrijf van maximaal categorie 2 toegestaan. Het bouwvlak van het bedrijf heeft een oppervlakte van maximaal 55m². In de bijlage bij het bestemmingsplan is een bedrijvenlijst met bijbehorende categorieën opgenomen. Deze lijst is gebaseerd op de brochure van de VNG "bedrijven en milieuzonering" uit 2007 (hierna: VNG-brochure). Gebleken is dat voor alle in de lijst genoemde bedrijven die worden aangemerkt als categorie 2 volgens de VNG-brochure een grootste afstand van het bedrijf tot milieugevoelige bestemmingen van 30 meter geldt. De woning van [verzoeker] is gelegen op een afstand van 45 meter van de voor "Bedrijf" bestemde gronden. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bedrijvigheid niet tot onaanvaardbare overlast zal leiden ter hoogte van de woning van [verzoeker], zodat het aangevoerde ook in zoverre niet noopt tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.9. Over de uitvoerbaarheid van het plan overweegt de voorzitter dat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het plan niet binnen de termijn van 10 jaar zal worden gerealiseerd en dat het plan daardoor niet uitvoerbaar zou zijn.
In de mogelijke waardevermindering van de woning ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat deze zodanig zou zijn dat de raad daar doorslaggevend gewicht aan had moeten toekennen.
De overlast van de bouwperiode betreft een uitvoeringsaspect dat in deze procedure niet aan de orde kan komen.
Gelet hierop nopen ook deze aangevoerde punten niet tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.10. Het plan voorziet in twee ontsluitingswegen, één vanaf het Wytlânsdykje, gelegen vijf meter naast de toegangsweg naar de woning van [verzoeker] en één vanaf de Lyklamawei. De maatschappelijke bestemming, de woningen en het evenemententerrein kunnen door middel van de toegangsweg vanaf de Lyklamawei worden bereikt. De beoogde toegangsweg vanaf het Wytlânsdykje biedt eveneens toegang tot het evenemententerrein en de woningen. Het voorziene bedrijf kan worden bereikt vanaf het bestaande Wytlânsdykje.
De raad heeft niet onderbouwd waarom aan de mogelijkheid een ontsluitingsweg vanaf het Wytlânsdykje te realiseren meer gewicht gehecht moet worden dan aan de belangen van [verzoeker]. Dit wringt te meer nu de woningen, het evenemententerrein en de maatschappelijke bestemming ook te bereiken zijn door middel van de ontsluiting vanaf de Lyklamawei, het bedrijf te bereiken is vanaf het Wytlânsdykje en de raad zich geen inzicht heeft verschaft of de ligging van de ontsluitingsweg vanaf het Wytlânsdykje ten opzichte van de toegangsweg tot het perceel van [verzoeker] bezwaren met betrekking tot de verkeersveiligheid met zich brengt.
Het besluit is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter na afweging van de betrokken belangen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.11. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Gaasterlân-Sleat van 20 december 2011, kenmerk UI1104249, voor zover het betreft de bestemming "Verkeer en verblijf" voor zover aangegeven op kaart 1;
II. wijst het verzoek voor het overige af;
III. gelast dat de raad van de gemeente Gaasterlân-Sleat aan [verzoeker A] en [verzoekster B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
De voorzitter w.g. Drouen
is verhinderd de uitspraak ambtenaar van staat
te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2012
375-731.
<hr /><img alt="" width="750" src="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/plankaarten/2012p04384-2.jpg" />