201111212/1/A2.
Datum uitspraak: 25 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 september 2011 in zaak nr. 11/191 in het geding tussen:
de inspecteur van de Belastingdienst/Toeslagen (lees: de Belastingdienst/Toeslagen; hierna: de Belastingdienst).
Bij besluit van 24 februari 2009 heeft de Belastingdienst de kinderopvangtoeslag over het jaar 2006 herzien en vastgesteld op € 7.060,00, vermeerderd met heffingsrente van € 605,00.
Bij besluit van 3 december 2010 heeft de Belastingdienst het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 september 2011, verzonden op 20 september 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 oktober 2011, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juli 2012, waar de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. drs. J.H.E. van der Meer, werkzaam bij de Belastingdienst, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 8:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, geschiedt de verzending van de uitnodiging om op een zitting van de rechtbank te verschijnen door de griffier bij aangetekende brief of bij brief met ontvangstbevestiging, tenzij de rechtbank anders bepaalt.
Ingevolge artikel 8:38, eerste lid, voor zover hier van belang, verzendt de griffier, indien hij een bij aangetekende brief verzonden stuk terug ontvangt en hem blijkt dat de geadresseerde op de dag van verzending of uiterlijk een week daarna in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens stond ingeschreven op het op het stuk vermelde adres, het stuk zo spoedig mogelijk bij gewone brief.
Ingevolge artikel 8:56 worden partijen na afloop van het vooronderzoek ten minste drie weken tevoren uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting van de rechtbank te verschijnen.
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals deze wet luidde ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), met uitzondering van artikel 49, van toepassing.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van de draagkracht.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder k, van de Awir, zoals deze wet luidde ten tijde hier van belang, wordt verstaan onder toetsingsinkomen: het inkomen bedoeld in artikel 8.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, wordt ter bepaling van de draagkracht voor de toepassing van een inkomensafhankelijke regeling het toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 8, van de belanghebbende en dat van zijn partner in aanmerking genomen.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, is toetsingsinkomen: indien over het berekeningsjaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, zoals dat in die aanslag is of wordt opgenomen of zoals dat bij beschikking is of wordt vastgesteld.
2.2. Op 24 oktober 2005 heeft [appellant] een aanvraag ingediend voor kinderopvangtoeslag. In verband met die aanvraag heeft de Belastingdienst aan [appellant] bij besluit van 2 januari 2006 een voorschot kinderopvangtoeslag over 2006 van € 12.480,00 toegekend.
2.2.1. Aan het besluit van 24 februari 2009, gehandhaafd bij het besluit van 3 december 2010, heeft de Belastingdienst ten grondslag gelegd dat het gezamenlijke toetsingsinkomen van [appellant] over 2006 definitief is vastgesteld en € 31.588,00 bedraagt. Nu het bedrag van de kinderopvangtoeslag over 2006 bij de herziene berekening lager is vastgesteld dan het bedrag dat als voorschot aan [appellant] was uitbetaald, moet hij het teveel betaalde bedrag van in totaal € 4.815,00 terugbetalen.
2.3. [appellant] betoogt dat hij in zijn belangen is geschaad, nu hij de aangetekende uitnodiging voor de zitting bij de rechtbank niet heeft ontvangen vanwege een verblijf in het buitenland.
2.3.1. Dit betoog faalt. De uitnodiging voor de zitting is overeenkomstig de in artikel 8:37, eerste lid, van de Awb, in samenhang met artikel 8:38, eerste lid, van de Awb beschreven wijze verzonden. Voorts is de uitnodiging voor de zitting in overeenstemming met artikel 8:56 van de Awb minimaal drie weken voor de zittingsdatum aan [appellant] verzonden. Nu [appellant] op juiste wijze voor de zitting is uitgenodigd, komt het niet tijdig ontvangen van de uitnodiging vanwege verblijf in het buitenland voor risico van [appellant]. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 11 juni 2008, in zaak nr.
200707042/1), behoort het tot de eigen verantwoordelijkheid van een partij om bij verhindering zorg te dragen voor de behartiging van zijn belangen.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij op basis van zijn inkomen in 2006 recht heeft op meer kinderopvangtoeslag dan nu is toegekend.
2.4.1. Dit betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraken van 10 november 2010 in zaak nr.
201003432/1/H2en 14 december 2011 in zaak nr.
201104865/1/H2) volgt uit de artikelen 7, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8, eerste lid, van de Awir dat de Belastingdienst bij de bepaling van de draagkracht gehouden is om uit te gaan van het verzamelinkomen, zoals in de aanslag inkomstenbelasting is opgenomen. Als [appellant] het niet eens is met de vastgestelde hoogte van het verzamelinkomen, dient hij zich te wenden tot de inspecteur voor de inkomstenbelasting.
2.4.2. Voor zover [appellant] betoogt dat hij het teveel betaalde bedrag niet kan betalen, kan dat betoog niet slagen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 30 maart 2011 in zaak nr.
201007422/1/H2) is de Belastingdienst niet bevoegd van terugvordering af te zien indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag. Voor zover [appellant] vanwege financiële problemen niet in staat zou zijn de verleende voorschotten terug te betalen, heeft de Belastingdienst gewezen op de mogelijkheid van een standaard betalingsregeling of een betalingsregeling op maat.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2012