ECLI:NL:RVS:2012:BX2587

Raad van State

Datum uitspraak
25 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112062/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invordering van verbeurde dwangsommen door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ten aanzien van Rinette Zorg B.V.

In deze zaak gaat het om de invordering van verbeurde dwangsommen door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de besloten vennootschap Rinette Zorg B.V. De minister had op 8 april 2011 besloten tot invordering van een totaalbedrag van € 10.000,00 aan dwangsommen, omdat Rinette Zorg niet had voldaan aan de verplichting om een jaardocument over het jaar 2009 in te dienen bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG). Rinette Zorg had eerder een last onder dwangsom opgelegd gekregen, waarbij zij binnen vier weken het jaardocument moest indienen, met een dwangsom van € 1.000,00 per week voor iedere week dat niet aan de last werd voldaan, tot een maximum van € 10.000,00.

Rinette Zorg heeft tegen de invordering bezwaar gemaakt en betoogd dat zij aan de last had voldaan door het jaardocument op de voorgeschreven website te publiceren. De minister heeft echter gesteld dat het onderdeel DigiMV van het jaardocument niet volledig was ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 31 mei 2012, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten.

De Raad van State oordeelde dat Rinette Zorg niet had voldaan aan de opgelegde verplichtingen en dat de dwangsommen derhalve verbeurd waren. De argumenten van Rinette Zorg dat de handhaving onevenredig was en dat er bijzondere omstandigheden waren, zoals het overlijden van de directrice, werden door de Raad van State verworpen. De Raad benadrukte dat bij invordering van verbeurde dwangsommen het belang van handhaving zwaarwegend is en dat alleen in bijzondere omstandigheden van invordering kan worden afgezien. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en het beroep van Rinette Zorg werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

201112062/1/A2.
Datum uitspraak: 25 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Rinette Zorg B.V., gevestigd te Best,
appellante,
en
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 april 2011 heeft de minister besloten tot invordering van een door Rinette Zorg verbeurde dwangsommen ten bedrage van in totaal € 10.000,00.
Bij besluit van 7 oktober 2011 heeft de minister het door Rinette Zorg hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Rinette Zorg bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 november 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 16 december 2011.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 mei 2012, waar Rinette Zorg, vertegenwoordigd door mr. A.P. van Knippenbergh, advocaat te Best, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.A.A.H. van Aart, werkzaam bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 15 van de Wet toelating zorginstellingen (hierna: de WTZi) stelt het bestuur van een instelling overeenkomstig door de minister te stellen regelen de begroting, de balans en de resultatenrekening alsmede de daarbij behorende toelichting met betrekking tot de instelling vast en legt volledige afschriften daarvan ter inzage voor een ieder ter plaatse, door de minister te bepalen.
Ingevolge artikel 16 verstrekt het bestuur van een instelling, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie, aan de minister of aan een bij die maatregel aangewezen bestuursorgaan de bij of krachtens die maatregel omschreven gegevens betreffende de exploitatie van de instelling.
Ingevolge artikel 37 is, voor zover hier van belang, de minister bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van artikel 5, eerste lid, van de bij of krachtens artikel 13 aan een toelating verbonden voorschriften, alsmede van de artikelen 15 en 16.
Ingevolge artikel 7.2, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit WTZi, geeft de minister per categorie van instellingen en per categorie van personen die bij de exploitatie van een instelling betrokken zijn, aan, welke gegevens jaarlijks dienen te worden verstrekt.
Ingevolge artikel 7.4, eerste lid, kan de minister regels vaststellen over de wijze waarop en de vorm waarin de gegevens dienen te worden verstrekt.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de Regeling verslaggeving WTZi (hierna: de Regeling), wordt in deze regeling verstaan onder jaarverslaggeving: de verslaglegging bestaande uit de jaarrekening, het jaarverslag, en de overige gegevens.
Ingevolge die aanhef en onder f, wordt in deze regeling verstaan onder jaardocument: verantwoordingsdocument, bestaande uit de jaarverslaggeving en specifieke informatie.
Ingevolge die aanhef en onder g, wordt in deze regeling verstaan onder specifieke informatie: nadere gegevens, te verstrekken op grond van het in artikel 8a genoemde model-jaardocument.
Ingevolge artikel 8a, eerste lid, worden de jaarverslaggeving en het jaardocument opgesteld met gebruikmaking van het model-jaardocument, te verkrijgen via de website www.jaarverslagenzorg.nl.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, worden bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (hierna: het CIBG) vóór 1 juni van het jaar volgend op het verslagjaar ingediend:
a. de jaarverslaggeving in elektronische vorm;
b. het jaardocument in elektronische vorm.
Ingevolge artikel 5:31d, van de Awb wordt onder last onder dwangsom verstaan de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Ingevolge artikel 5:37, eerste lid, beslist het bestuursorgaan, alvorens aan te manen tot betaling van de dwangsom, bij beschikking omtrent de invordering van een dwangsom.
2.2. Bij brief van 26 augustus 2010 heeft de minister Rinette Zorg in kennis gesteld van zijn voornemen om een last onder dwangsom op te leggen, omdat Rinette Zorg niet heeft voldaan aan de verplichting om een jaardocument over het jaar 2009 bij het CIBG in te dienen.
Bij besluit van 29 september 2010 heeft de minister aan Rinette Zorg de last opgelegd om binnen vier weken vanaf de eerste dag na dagtekening van dit besluit volledig te voldoen aan de verplichting tot het indienen van het jaardocument over 2009 door het volledig aanleveren van het onderdeel DigiMV, onder een dwangsom van € 1000,00 per week voor iedere volledige week waarin niet wordt voldaan aan de last, tot een bedrag van € 10.000,00. Tegen dat besluit heeft Rinette Zorg geen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 8 april 2011 heeft de minister de verbeurde dwangsommen van in totaal € 10.000,00 ingevorderd.
2.3. Rinette Zorg betoogt allereerst dat de dwangsommen niet zijn verbeurd. Zij voert daartoe aan dat zij heeft voldaan aan de last. Zij heeft het jaardocument gepubliceerd op de in artikel 8a, eerste lid, van de Regeling bedoelde website op 7 en 9 september 2010. Ingeval zij niet heeft voldaan aan de last, kan die haar niet worden verweten, nu na 9 september op de website was vermeld dat Rinette Zorg aan haar verplichtingen heeft voldaan. Voorts heeft de minister de last onvoldoende nauwkeurig omschreven, zodat zij niet wist wat van haar werd verwacht.
2.3.1. Uit hetgeen de minister naar voren heeft gebracht, valt af te leiden dat Rinette Zorg het onderdeel DigiMV van het jaardocument niet heeft ingediend, althans niet volledig.
Dat na 9 september 2010, nadat Rinette Zorg onderdelen van het jaardocument had ingediend, op de website was vermeld dat Rinette Zorg het maatschappelijk verslag en de modeljaarrekening heeft ingediend, maakt niet dat Rinette Zorg ervan mocht uitgaan dat zij aan haar verplichtingen had voldaan. Uit de last in het nadien genomen besluit van 29 september 2010 blijkt immers voldoende duidelijk dat zij alle vragenlijsten van DigiMV volledig diende in te vullen en definitief diende te maken.
Nu Rinette Zorg niet heeft voldaan aan de last, zijn de daarin aan haar opgelegde dwangsommen verbeurd.
Het betoog faalt.
2.4. Rinette Zorg betoogt verder dat de minister van invordering had moeten afzien, omdat handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. Rinette Zorg voert daartoe aan dat zij tenminste gedeeltelijk aan de verplichtingen heeft voldaan. De opgelegde dwangsom staat voorts niet in verhouding tot de niet nagekomen verplichtingen, omdat mogelijk abusievelijk een bevestigingscode niet is ingevuld of een andere ondergeschikte handeling niet is uitgevoerd. Rinette Zorg voert voorts aan dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat de directrice van Rinette Zorg is overleden en dat zij als enige op de hoogte was van de wijze van indiening van het jaardocument.
2.4.1. Bij een besluit omtrent invordering van een verbeurde dwangsom, dient aan het belang van de invordering een zwaarwegend gewicht te worden toegekend. Een andere opvatting zou afdoen aan het gezag dat behoort uit te gaan van een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom. Dit uitgangspunt is ook neergelegd in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 5:37, eerste lid, van de Awb (Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, blz. 115). Hierin is vermeld dat een adequate handhaving vergt dat opgelegde sancties ook worden geëffectueerd en dus dat verbeurde dwangsommen worden ingevorderd. Slechts in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien.
2.4.2. Hetgeen Rinette Zorg heeft aangevoerd, kan niet als een bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld worden aangemerkt. Rinette Zorg heeft niet gesteld dat zij, nadat de minister de last onder dwangsom heeft opgelegd, alsnog onderdelen van DigiMV heeft ingevuld. Reeds daarom faalt het betoog dat Rinette Zorg tenminste gedeeltelijk aan de bij de last opgelegde verplichtingen heeft voldaan en dat mogelijk abusievelijk een ondergeschikte handeling niet is uitgevoerd. Met de omstandigheid dat de directrice van Rinette Zorg is overleden heeft de minister al in een eerder stadium rekening gehouden, door Rinette Zorg uitstel te verlenen voor het indienen van het jaardocument.
Het betoog faalt.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2012
362-680.