ECLI:NL:RVS:2012:BX2582

Raad van State

Datum uitspraak
25 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201111898/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de Vereniging van Eigenaars tegen het college van burgemeester en wethouders van Leiden inzake handhaving van bouwvergunningen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Vereniging van Eigenaars (VvE) van het gebouw 'Haven 32/Oost Havenstraat 8 tot en met 18 te Leiden' tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Het college had op 30 september 2009 een last onder dwangsom opgelegd aan de VvE, waarbij het college eiste dat illegale verbouwingen ongedaan gemaakt zouden worden. De VvE had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank 's-Gravenhage bevestigde op 5 oktober 2011 de beslissing van het college, waarop de VvE in hoger beroep ging bij de Raad van State.

De VvE betoogde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat er in strijd met de Woningwet was gehandeld. De VvE stelde dat het college op de hoogte was van de gerealiseerde bouwplannen en dat er geen sprake was van illegale verbouwingen. De Raad van State heeft de zaak op 15 mei 2012 ter zitting behandeld, waarbij de VvE werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J. Geelhoed, en het college door ambtenaren van de gemeente.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de last onder dwangsom was opgelegd om de illegale verbouwingen ongedaan te maken. De VvE's argumenten dat de handhaving onevenredig was en dat de dwangsom te hoog was, werden niet nader toegelicht en faalden om die reden. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201111898/1/A1.
Datum uitspraak: 25 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging De Vereniging van Eigenaars Gebouw "Haven 32/Oost Havenstraat 8 tot en met 18 te Leiden", gevestigd te Leiden, (hierna: VvE)
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 oktober 2011 in zaak nr. 11/4861 in het geding tussen:
VvE
en
het college van burgemeester en wethouders van Leiden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2009 heeft het college VvE op straffe van een dwangsom gelast, als hierna onder 2.2.1. vermeld.
Bij besluit van 19 april 2011 heeft het het door VvE daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 oktober 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door VvE daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft VvE bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 november 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 13 december 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
VvE en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 mei 2012, waar VvE, vertegenwoordigd door mr. J. Geelhoed, advocaat te Naaldwijk, en het college, vertegenwoordigd door W.B.A. Mullink en E.P.B. Esderts, beiden werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. VvE betoogt onder verwijzing naar een brief van het college van 28 augustus 2003 dat de rechtbank, door te overwegen dat in afwijking van de bij besluit van 20 december 2004 verleende vergunning is gebouwd en aldus in strijd met artikel 40 van de Woningwet is gehandeld, heeft miskend dat het college wist dat het bouwplan was gerealiseerd en bij brief van 21 januari 2005 aan Vebra N.V. heeft laten weten dat in overeenstemming met de verleende bouwvergunning is gebouwd.
2.1.1. Bij besluit van 21 december 2001 heeft het college aan Vebra N.V. (hierna: Vebra) bouwvergunning verleend voor het verbouwen van een woonhuis met bedrijfsruimten tot bedrijfsruimten met zeven bovenwoningen op het perceel Dwars Havenstraat 2 en Haven 30 tot en met 34 te Leiden (hierna: het perceel). Het heeft Vebra bij besluit van 22 oktober 2003 gelast om de panden op het perceel in overeenstemming te brengen met de op 29 november 2001 verleende monumentenvergunning en de op 21 december 2001 verleende bouwvergunning. Bij besluit van 28 augustus 2003 heeft het college geweigerd bouwvergunning te verlenen voor het bouwwerk, waar die last op ziet. Bij besluit van 20 december 2004 heeft het Vebra bouwvergunning verleend voor het verbouwen van een kantoor met zeven bovenwoningen tot een kantoor met negen bovenwoningen op het perceel. Bij brief van 21 januari 2005 heeft het de bij voormeld besluit van 22 oktober 2003 opgelegde last ingetrokken. De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit die brief niet valt af te leiden dat het college daarbij te kennen heeft gegeven dat in overeenstemming met de bij besluit van 20 december 2004 verleende vergunning is gebouwd, maar slechts dat de last van 22 oktober 2003 niet meer geldt, omdat nadien een andere bouwvergunning is verleend.
Het betoog faalt.
2.2. De VvE betoogt voorts, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 22 juni 2005 in zaak nr.
200406048/1, dat de rechtbank heeft miskend dat artikel 40 van de Woningwet geen grondslag voor de last oplevert, nu die op het gebruik van het gebouw ziet.
2.2.1. De bij het besluit van 30 september 2009 opgelegde last strekt er toe dat de illegale verbouwing, zoals vermeld in het bij het besluit gevoegde inspectierapport, ongedaan wordt gemaakt en gehouden en de situatie terug wordt gebracht in de staat, waarin deze verkeerde voor de illegaal uitgevoerde bouwwerkzaamheden, dan wel in overeenstemming met de op 20 december 2004 verleende vergunning. Bij het besluit is een afschrift gevoegd van een rapport van een toezichthouder van de gemeente van 6 mei 2009, waarin onder meer is vermeld dat het pand op bouwkundige aspecten niet in overeenstemming is met de verleende bouwvergunning en de benedenverdieping in afwijking van de verleende bouwvergunning niet als kantoorpand, maar als woning wordt gebruikt. De last ziet aldus niet op het gebruik van het pand, maar op de zonder vergunning gerealiseerde verbouwingen ervan.
Het betoog faalt evenzeer.
2.3. De VvE heeft het betoog dat de rechtbank heeft miskend dat handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat daarvan in verband daarmee had moeten worden afgezien en dat de dwangsom onevenredig hoog is niet nader toegelicht. Reeds om die reden faalt ook dat.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Oudenaller
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2012
407-712.