ECLI:NL:RVS:2012:BX2076
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H. Troostwijk
- H.G. Sevenster
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsrecht van gezinsleden van Turkse werknemers met Nederlandse nationaliteit
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 juli 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie, thans de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage van 16 april 2009. De zaak betreft de vraag of een vreemdeling in aanmerking kan komen voor verblijf als gezinslid van een Turkse werknemer die ook de Nederlandse nationaliteit heeft, op basis van artikel 7 van besluit nr. 1/80. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het standpunt van de minister, dat de vreemdeling niet in aanmerking kwam voor verblijf, niet houdbaar was. De Raad van State heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie om een prejudiciële beslissing gevraagd, die op 29 maart 2012 is gegeven. Het Hof heeft geoordeeld dat gezinsleden van Turkse werknemers zich kunnen beroepen op artikel 7 van besluit nr. 1/80, zelfs als de werknemer de nationaliteit van de lidstaat heeft verkregen. De Raad van State heeft deze overwegingen overgenomen en geconcludeerd dat de minister bij een nieuw besluit rekening moet houden met het persoonlijke gedrag van de vreemdeling en het gevaar dat hij voor de openbare orde kan opleveren. Het hoger beroep van de minister is ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak is bevestigd. De minister is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling en er is griffierecht opgelegd.