ECLI:NL:RVS:2012:BX1894

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201204708/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Munnikenland en uitvoeringswerkzaamheden

Op 13 juli 2012 vond een openbare zitting plaats bij de Raad van State, waar verzoekers A en B, beiden wonend in de gemeente Zaltbommel, een verzoek indienen om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is gericht tegen de voorgenomen afgraving van de historische Waalkade en de Brakelse Benedenwaarden, die volgens verzoeker B onherstelbare schade aan natuur, landschap en cultuurhistorische objecten zou veroorzaken. De verweerders, waaronder de raad van de gemeente Zaltbommel en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, hebben op 22 juni 2012 stukken ingediend die inzicht geven in de planning van de uitvoeringswerkzaamheden, welke op 29 oktober 2012 zouden aanvangen. De voorzitter van de zitting, staatsraad mr. J.A. Hagen, bevestigde dat de Afdeling vóór deze datum uitspraak zal doen op de beroepen, waardoor er vooralsnog geen onomkeerbare gevolgen te verwachten zijn van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Verzoeker A vreest dat het bestemmingsplan zijn onderhandelingspositie voor de verkoop van zijn gronden negatief zal beïnvloeden en gevolgen zal hebben voor zijn bedrijfsvoering. De voorzitter concludeert echter dat er geen spoedeisend belang is, aangezien de uitvoeringswerkzaamheden pas zullen beginnen nadat de betrokken besluiten onherroepelijk zijn. Bovendien kan verzoeker A zijn bestaande gebruik voortzetten op basis van het overgangsrecht van het bestemmingsplan. De toezegging van de verweerders dat de aan- en verkoop van gronden zal plaatsvinden op basis van de agrarische bestemming, versterkt deze conclusie.

Uiteindelijk wijst de voorzitter de verzoeken van beide verzoekers af, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond. De Afdeling zal de beroepen van verzoeker A en B, evenals andere beroepen tegen de besluiten betreffende het project Munnikenland, op 31 augustus 2012 ter zitting behandelen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201204708/2/R4.
Datum uitspraak: 13 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1.    [verzoeker A], wonend te Poederoijen, gemeente Zaltbommel,
2.    [verzoeker B], wonend te Brakel, gemeente Zaltbommel,
en
de raad van de gemeente Zaltbommel, het college van gedeputeerde staten van Gelderland, de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
verweerders.
Procesverloop
Openbare zitting gehouden op 13 juli 2012 om 13:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. J.A. Hagen    voorzitter (vz.)
ambtenaar van staat: mr. W.G. Timmerman
Verschenen:
[verzoeker A], in persoon en bijgestaan door J.A.J.F.H. van Gellicum;
[verzoeker B], in persoon;
verweerders, vertegenwoordigd door mr. R.J.J. Aerts, advocaat te Den Haag, bijgestaan door K. Luit en R. van der Laar.
===================================
In het kader van het project Munnikenland zijn zes met toepassing van artikel 3.30 en artikel 3.33 van de Wet ruimtelijke ordening gecoördineerd voorbereide en bekendgemaakte besluiten genomen.
Het beroep van [verzoeker A] richt zich tegen het besluit van 15 maart 2012 van de raad van de gemeente Zaltbommel tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, Munnikenland" en tegen het besluit van 28 februari 2012 van het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot vergunningverlening op grond van de Ontgrondingenwet. [verzoeker A] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Voorts heeft [verzoeker B] tegen besluiten betreffende het project beroep ingesteld en de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter
wijst de verzoeken af.
Daartoe overweegt hij het volgende.
De Afdeling zal de beroepen van [verzoeker A] en [verzoeker B], alsmede de andere beroepen tegen de besluiten betreffende het project Munnikenland, op 31 augustus 2012 ter zitting behandelen.
De voorzitter sluit niet uit dat de Afdeling [verzoeker B] als belanghebbende bij tenminste een van de bestreden besluiten zal aanmerken. Los daarvan komt de voorzitter tot de volgende conclusies.
[verzoeker B] beoogt met zijn verzoek te voorkomen dat wordt begonnen met het afgraven van de historische Waalkade en de Brakelse Benedenwaarden en dientengevolge onherstelbare schade ontstaat aan natuur, landschap en cultuurhistorische objecten, voordat de Afdeling op zijn beroep heeft beslist. Verweerders hebben bij brief van 22 juni 2012 stukken in het geding gebracht die inzicht geven in de planning van de voorgenomen uitvoeringswerkzaamheden. Uit het planningsschema blijkt dat de uitvoeringswerkzaamheden op 29 oktober 2012 zullen aanvangen. Ter zitting hebben verweerders dit desgevraagd bevestigd.
De voorzitter verwacht dat de Afdeling vóór 29 oktober 2012 uitspraak zal doen op de beroepen. Van de inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan en het in werking zijn van de andere bestreden besluiten zijn vooralsnog in zoverre dan ook geen onomkeerbare gevolgen te verwachten. Met het verzoek van [verzoeker B] tot het treffen van een voorlopige voorziening is daarom geen spoedeisend belang gemoeid.
[verzoeker A] beoogt met zijn verzoek in wezen te voorkomen dat het bestemmingsplan in werking treedt. Hij vreest voor de gevolgen die dit volgens hem kan hebben voor zijn onderhandelingspositie betreffende de mogelijke verkoop van zijn gronden en voor de gevolgen voor zijn bedrijfsvoering.
Voor dat laatste bestaat geen grond, omdat niet met de uitvoeringswerkzaamheden zal worden begonnen voordat de betrokken besluiten onherroepelijk zijn, en hij krachtens het overgangsrecht van het bestemmingsplan het bestaande gebruik kan voortzetten.
Voor wat betreft de mogelijke aan- en verkoop van gronden is ter zitting namens verweerders toegezegd dat dit zal plaatsvinden op basis van de agrarische bestemming met de daarbij behorende waarde. Een eventueel besluit tot onteigening zal in geen geval voor eind oktober 2012 worden genomen.
Met het verzoek van [verzoeker A] is onder deze omstandigheden geen spoedeisend belang gemoeid.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
w.g. Hagen    w.g. Timmerman
voorzitter       ambtenaar van staat
431.