201009799/1/A4.
Datum uitspraak: 18 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de stichting Stichting Dorpsbelangen Ossenisse (hierna: de Stichting), gevestigd te Hontenisse, gemeente Hulst,
2. de vereniging Nederlandse vereniging tot Bescherming van Vogels (hierna: de Vogelbescherming), gevestigd te Zeist,
appellanten,
het college van gedeputeerde staten van Zeeland (hierna: het college),
verweerder.
Bij besluit van 31 augustus 2010 heeft het college op grond van artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: de Nbw 1998) de bij besluit van 17 maart 2009 aan het dagelijks bestuur van het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen (thans: Waterschap Scheldestromen) verleende vergunning voor werkzaamheden aan het dijktraject Nijs-/Hoogland-/Ser Arends-/Schor van Molenpolder (hierna: Kop van Ossenisse) in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe, gewijzigd.
Tegen dit besluit hebben de Stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 oktober 2010, en de Vogelbescherming bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 oktober 2010, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting, de Vogelbescherming, het college en het college van burgemeester en wethouders van Hulst hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 mei 2012, waar de Stichting, vertegenwoordigd door haar [voorzitter] en [bestuurslid], bijgestaan door mr. B.J.W. Walraven, advocaat te Rotterdam, de Vogelbescherming, vertegenwoordigd door mr. A. Doesburg, A.G.M. Voets en T.J. Boudewijn, werkzaam bij Bureau Waardenburg B.V., en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J. Versteeg en ing. B. Bouwman, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting het Waterschap Scheldestromen, vertegenwoordigd door P.J.M. Boussen, en het college van burgemeester en wethouders van Hulst, vertegenwoordigd door drs. A. van Steveninck, werkzaam bij de gemeente, als partij gehoord.
2.1. Bij het besluit van 17 maart 2009 heeft het college een vergunning voor bepaalde tijd verleend voor werkzaamheden aan het dijktraject Kop van Ossenisse. De vergunning was geldig tot en met 31 december 2010. Aan die vergunning was tevens een aantal voorschriften verbonden die betrekking hadden op de toegankelijkheid van dat dijktraject. Het betrof de voorschriften 4, 5 en 6.
De voorschriften 4, 5 en 6 zagen onderscheidenlijk op, kort gezegd, het niet voor recreatief medegebruik toegankelijk inrichten van de onderhoudsstrook, het met hekwerk voor betreding afsluiten van de Zuidnol en de Noordnol gedurende de dijkwerkzaamheden, en het permanent afsluiten van de kop van de Zuidnol met hekwerk.
2.2. Bij het thans bestreden besluit van 31 augustus 2010 heeft het college, in verband met de maatschappelijke onrust die was ontstaan vanwege de aangebrachte afsluitingen en nu duidelijk was geworden dat de recreatieve drukte langs het dijktraject in het zomerhalfjaar feitelijk minder was dan waarvan ten tijde van het besluit van 17 maart 2009 was uitgegaan, op grond van artikel 19d van de Nbw 1998 de voorschriften 4 en 6 ingetrokken, daarvoor in de plaats de voorschriften 6a, 6b en 6c gesteld en bepaald dat deze voorschriften, die dienen als wijziging van de bij besluit van 17 maart 2009 verleende vergunning, voor onbepaalde tijd gelden.
De voorschriften 6a, 6b en 6c zien onderscheidenlijk op, kort gezegd, een voor recreatief medegebruik toegankelijke inrichting van een gedeelte van de onderhoudsstrook en een afsluiting van de Noordnol en de kop van de Zuidnol in alleen het winterhalfjaar.
2.3. De Afdeling stelt vast dat de bij besluit van 17 maart 2009 verleende vergunning slechts gold voor een bepaalde termijn, te weten tot en met 31 december 2010. Bij het thans bestreden besluit van 31 augustus 2010 is die geldingsduur niet gewijzigd. De bij het besluit van 17 maart 2009 verleende vergunning is dus op 1 januari 2011 van rechtswege komen te vervallen. De voorschriften die bij het besluit van 31 augustus 2010 aan die vergunning zijn verbonden zijn derhalve eveneens van rechtswege op 1 januari 2011 vervallen. Gelet hierop en nu niet is gebleken van feiten of omstandigheden die op het tegendeel wijzen, hebben de Stichting en de Vogelbescherming geen belang meer bij een beoordeling van het bestreden besluit.
2.4. De beroepen zijn niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.S. Aal, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Aal
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2012