201200494/2/A1.
Datum uitspraak: 10 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
[verzoeker], wonend te Lage Mierde, gemeente Reusel-De Mierden,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 9 december 2011 in zaken nrs. 11/3442 en 11/3443 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Reusel-de Mierden.
Bij besluit van 8 april 2011 heeft het college aan Stichting Gildehuis omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het oprichten van een bijeenkomstengebouw (clubgebouw) en het veranderen van een bestaande schuilhut op het perceel Broekkant 13 te Lage Mierde (hierna: het bouwplan).
Bij besluit van 23 september 2011 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 8 april 2011 ingetrokken en opnieuw omgevingsvergunning verleend voor het bouwplan.
Bij uitspraak van 9 december 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 23 september 2011 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 januari 2012, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 10 mei 2012 heeft het college het door [verzoeker] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 8 april 2011 opnieuw gegrond verklaard, dat besluit ingetrokken en aan Stichting Gildehuis met verbetering van de motivering opnieuw omgevingsvergunning verleend voor het bouwplan.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juni 2012, heeft [verzoeker] tegen het besluit van 10 mei 2012 beroep ingesteld en voorts de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 juni 2012, waar [verzoeker], bijgestaan door ir. A.K.M. van Hoof, en het college, vertegenwoordigd door M.P.C. Verkooijen, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. M.C. Sinke, advocaat te Middelburg, zijn verschenen.
Voorts is daar Stichting Gildehuis, vertegenwoordigd door [bestuurslid] van Stichting Gildehuis, als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De voorzitter gaat er in deze procedure vanuit dat [verzoeker] als belanghebbende is aan te merken.
2.3. [verzoeker] verzoekt schorsing van de bij besluit van 10 mei 2012 verleende omgevingsvergunning om te voorkomen dat het in geding zijnde clubgebouw voltooid zal worden, alvorens op het beroep tegen dat besluit zal zijn beslist.
2.4. Voorop wordt gesteld dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is ingesteld. Wel neemt de bouwer, door gebruik te maken van een nog niet in rechte onaantastbare vergunning, een risico, waarvan de eventuele negatieve gevolgen voor zijn rekening komen.
2.5. In hetgeen [verzoeker] naar voren heeft gebracht, is geen grond te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat voor het bouwplan uiteindelijk geen omgevingsvergunning zal kunnen worden verleend. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is het clubgebouw in het verlengde van de bestaande schuilhut ten zuiden van de sloot in bestaand stedelijk gebied voorzien en staat de provinciale verordening niet in de weg aan het verlenen van medewerking aan het bouwplan. Ter zitting is door Stichting Gildehuis te kennen gegeven dat het voorziene bouwwerk inmiddels wind- en waterdicht is gemaakt, maar dat het voltooien ervan nog drie á vier maanden zal duren. In verband met het op 23 oktober 2012 vervallen van een toegezegde subsidie heeft zij er belang bij te mogen doorbouwen, aldus Stichting Gildehuis. Gelet hierop en nu aan de zijde van [verzoeker] niet van zodanig dringende belangen is gebleken, ziet de voorzitter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2012