201200024/1/A3.
Datum uitspraak: 11 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 december 2011 in zaak nr. 11/3807 in het geding tussen:
Bij besluit van 21 februari 2011 heeft de korpsbeheerder aan [wederpartij] een aantal documenten verstrekt behorende bij een zogeheten Mulderbeschikking.
Bij besluit van 30 juni 2011 heeft de korpsbeheerder het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 december 2011, verzonden op 19 december 2011, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 30 juni 2011 vernietigd en de korpsbeheerder opgedragen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de korpsbeheerder bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 december 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 27 januari 2012.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming verleend om op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 49, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, het onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het tweede lid vermeldt de verzoeker bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
2.2. In zijn verzoek van 16 februari 2011 heeft [wederpartij] op grond van de Wob verzocht om toezending van alle documenten aangaande de bestuurlijke aangelegenheid die betreft de opgelegde Mulderbeschikking met nr. 148656472. [wederpartij] heeft daarbij verwezen naar een checklist waarin onder het kopje "Verbalisanten" is vermeld "Akte van aanstelling verbalisant(en), inclusief eventuele wijzigingsbesluiten (adres, bezoldigingsgegevens worden geanonimiseerd)." Bij besluit van 21 februari 2011 heeft de korpsbeheerder een aantal documenten verstrekt, waaronder een afschrift van de akte van aanstelling van de dienstdoende verbalisant. In het tegen dat besluit ingediende bezwaarschrift heeft [wederpartij] aangevoerd dat grond voor het bezwaar is dat de initiële akte van aanstelling niet is verstrekt. Tijdens de telefonische hoorzitting, naar aanleiding van onder meer het bezwaar van [wederpartij], is namens bezwaarden desgevraagd medegedeeld dat de akten van aanstelling en beëdiging betrekking hebben op de beschikkingen omdat de verbalisanten de beschikkingen hebben uitgeschreven. Voorts is gesteld dat in de verzoeken alle op de beschikking betrekking hebbende stukken zijn opgevraagd.
2.3. De rechtbank heeft overwogen dat het gelet op de aanvraag van [wederpartij] voor de korpsbeheerder duidelijk had moeten zijn dat de initiële akte van aanstelling onder die aanvraag viel en dat het niet verstrekken van de gevraagde akte van aanstelling bij het besluit van 21 februari 2011 dient te worden aangemerkt als een weigering om deze akte aan [wederpartij] te verstrekken.
2.4. De korpsbeheerder betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de bestuurlijke aangelegenheid waarop het verzoek van [wederpartij] ziet, de reikwijdte van zijn beslissing bepaalt. Bij de afhandeling van het verzoek is gebleken dat niet alle door [wederpartij] in de checklist genoemde documenten zien op de Mulderbeschikking. De documenten die dat wel doen zijn door de korpsbeheerder verstrekt. Daarbij is onder meer de akte verstrekt die ziet op de bevoegdheid van de verbalisant ten tijde van het opmaken van de Mulderbeschikking. Met de verstrekte documenten heeft de korpsbeheerder alle documenten verstrekt die zien op het verzoek en heeft deze dan ook aan het verzoek voldaan. Van een weigering kan niet worden gesproken, aldus de korpsbeheerder.
2.4.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het de korpsbeheerder uit de aanvraag van [wederpartij] duidelijk had moeten zijn dat de initiële akte van aanstelling onder de aanvraag viel. Anders dan de korpsbeheerder heeft betoogd, is, gelet op het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van de Wob, niet beslissend of dit document behoort tot de bestuurlijke aangelegenheid betreffende de Mulderbeschikking die in de aanvraag uitdrukkelijk is genoemd. De akte van aanstelling van de verbalisant, inclusief alle wijzigingsbesluiten, is specifiek genoemd in de aanvraag en betreft informatie van bestuurlijke aard, zodat deze onder de reikwijdte van het verzoek valt en de Wob daarop van toepassing is.
Nu het besluit van 21 februari 2011 niet strekte tot openbaarmaking van de initiële akte van aanstelling, dient dit besluit te worden aangemerkt als een weigering tot openbaarmaking daarvan. Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. De korpsbeheerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. bepaalt dat van de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland een griffierecht van € 454,00 (zegge: vierhonderdvierenvijftig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. De Leeuw-van Zanten
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2012