ECLI:NL:RVS:2012:BX1062

Raad van State

Datum uitspraak
11 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201107076/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderopvangtoeslag en terugvordering door de Belastingdienst

In deze zaak gaat het om de herziening van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen. Appellant, wonend te Brunssum, had in 2006 een aanvraag ingediend voor kinderopvangtoeslag, die was ondertekend met zijn DigiD. In mei 2009 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot voor 2007 herzien tot nihil en het teveel betaalde bedrag teruggevorderd. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat de terugvordering van het teveel betaalde bedrag van zijn voormalige echtgenote had moeten plaatsvinden, omdat zij zonder zijn medeweten de aanvraag had ingediend en het voorschot op haar rekening had laten storten. De rechtbank Maastricht had eerder zijn beroep ongegrond verklaard, waarna appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State.

De Raad van State overweegt dat de aanvraag om tegemoetkoming kinderopvangtoeslag door appellant zelf is ingediend, aangezien deze met zijn DigiD was ondertekend. De wetgeving, met name de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), stelt dat de aanvrager verantwoordelijk is voor de terugvordering van het voorschot. De Raad concludeert dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht het teveel betaalde voorschot van appellant heeft teruggevorderd, ongeacht de omstandigheden rondom de bankrekening van zijn voormalige echtgenote. Het hoger beroep van appellant wordt ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201107076/1/A2.
Datum uitspraak: 11 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Brunssum,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 23 mei 2011 in zaak nr. 10/783 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 mei 2009 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [appellant] over 2007 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag herzien tot nihil. Het teveel betaalde is van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 20 april 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 mei 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 juni 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 9 augustus 2011.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Desgevraagd hebben partijen bij brieven van 21 en 27 oktober 2011 toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) wordt een tegemoetkoming op aanvraag toegekend door de Belastingdienst/Toeslagen.
Ingevolge het tweede lid wordt de tegemoetkoming, indien partners een gezamenlijke aanspraak op een tegemoetkoming hebben, uitsluitend toegekend aan de aanvrager.
Ingevolge artikel 15, vierde lid, wordt een aanvraag geacht mede te zijn gedaan voor op het berekeningsjaar volgende berekeningsjaren.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, verleent de Belastingdienst/Toeslagen, indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend, een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Ingevolge het vierde lid kan de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot herzien.
Ingevolge het vijfde lid kan een herziening van het voorschot leiden tot een terug te vorderen bedrag.
Ingevolge artikel 26, voor zover thans van belang, is de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd indien een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag.
2.2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft op 2 oktober 2006 een aanvraag om tegemoetkoming kinderopvangtoeslag ontvangen, die is ondertekend met de DigiD van [appellant]. De aanvraag ziet op een tegemoetkoming kinderopvangtoeslag voor de maanden september tot en met december van het jaar 2006. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, vierde lid, van de Awir wordt de aanvraag geacht mede te zijn gedaan voor de volgende berekeningsjaren. De Belastingdienst/Toeslagen heeft daarom zowel voor 2006 als voor 2007 een voorschot op de tegemoetkoming kinderopvangtoeslag toegekend.
In zijn besluit van 12 mei 2009, zoals gehandhaafd bij het besluit op bezwaar van 20 april 2010, heeft de Belastingdienst/Toeslagen aanleiding gezien het voorschot tegemoetkoming kinderopvangtoeslag over 2007 te herzien tot nihil en het teveel betaalde van [appellant] teruggevorderd.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Belastingdienst/Toeslagen het over 2007 teveel betaalde voorschot kinderopvangtoeslag had moeten terugvorderen van zijn voormalige echtgenote, bij wie hij in december 2006 is weggegaan. Hij voert hiertoe aan dat zij zonder zijn medeweten op zijn naam een aanvraag om tegemoetkoming kinderopvangtoeslag heeft ingediend en het voorschot op haar bankrekening heeft laten storten. Het voorschot is dus niet aan hem toegekend en hij is ook niet bij machte dat terug te storten, omdat hij niet over de bankrekening van zijn voormalige echtgenote kan beschikken. Daarom ligt het in de rede dat de Belastingdienst/Toeslagen dat bedrag van haar terugvordert, aldus [appellant]. Bovendien wordt volgens hem aldus voorkomen dat hij het bedrag op haar moet verhalen, hetgeen een ongewenste spanning in hun verstandhouding tot gevolg zou hebben waaronder hun kinderen hebben te lijden.
2.3.1. Uit artikel 26 van de Awir vloeit voort dat, indien de herziening van een voorschot tegemoetkoming kinderopvangtoeslag leidt tot een terug te vorderen bedrag, de belanghebbende dat bedrag in zijn geheel aan de Belastingdienst/Toeslagen verschuldigd is. Ingevolge artikel 14, tweede lid, van de Awir is die belanghebbende in dit geval de aanvrager aan wie de tegemoetkoming is toegekend.
De aanvraag van 2 oktober 2006 betreft een digitale aanvraag. Voor het indienen daarvan is vereist dat deze door de aanvrager met zijn DigiD wordt ondertekend. DigiD is een persoonlijke inlogcode, voorzien van een wachtwoord, waarmee een persoon zich kan identificeren op websites van de overheid. Nu de aanvraag is ondertekend met de DigiD van [appellant], moet het ervoor worden gehouden dat de aanvraag door hem is ingediend. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn toenmalige echtgenote de aanvraag zonder zijn medeweten in zijn naam heeft gedaan. Uit de enkele omstandigheid dat hij jegens haar bij de politie aangifte heeft gedaan wegens valsheid in geschrifte, kan dat niet worden afgeleid. Dat geldt ook voor het feit dat op de aanvraag het telefoon- en rekeningnummer van zijn voormalige echtgenote zijn vermeld. [appellant] en zijn voormalige echtgenote waren ten tijde van de aanvraag nog met elkaar gehuwd en woonachtig op hetzelfde adres, zodat niet kan worden uitgesloten dat de gegevens met goedvinden van [appellant] op het aanvraagformulier zijn vermeld.
Dat de voorschotten niet naar hem, maar naar de bankrekening van zijn voormalige echtgenote zijn overgemaakt en hij over deze rekening niet kan beschikken, leidt niet tot het oordeel dat het voorschot niet aan hem is toegekend en daarom niet van hem kan worden teruggevorderd. Dat hun verstandhouding er volgens [appellant] bij gebaat is dat het verschuldigde bedrag van haar wordt teruggevorderd, brengt evenmin met zich dat de Belastingdienst/Toeslagen gehouden was het voorschot niet van hem, maar van zijn voormalige echtgenote terug te vorderen.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen het teveel betaalde voorschot over 2007 terecht van [appellant] heeft teruggevorderd.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2012
18-686.