ECLI:NL:RVS:2012:BX1030

Raad van State

Datum uitspraak
11 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109114/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor uitbreiding tuinhuis in Waalre

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 5 juli 2011 het beroep ongegrond verklaarde tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Waalre om een bouwvergunning te verlenen voor de uitbreiding van een tuinhuis met berging op het perceel te Waalre. Het college had op 15 juni 2009 de bouwvergunning geweigerd, maar op 16 maart 2010 het bezwaar van [belanghebbende] gegrond verklaard en een reguliere bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een erker op het perceel. De rechtbank oordeelde dat het bouwplan in overeenstemming was met het bestemmingsplan, maar [appellant] was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 5 maart 2012 ter zitting behandeld. [appellant] werd bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het college vertegenwoordigd was door ambtenaren van de gemeente. Ook [belanghebbende] was aanwezig, vertegenwoordigd door zijn advocaat. De Afdeling overwoog dat het bouwplan voorziet in de legalisering van de vergroting van het tuinhuis, dat onder de overgangsbepaling van het bestemmingsplan valt. De Afdeling concludeerde dat het college terecht had geoordeeld dat het bouwplan niet in strijd was met het bestemmingsplan, omdat de uitbreiding niet meer dan 15% van de inhoud van het vergunde tuinhuis betreft.

Uiteindelijk oordeelde de Raad van State dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 juli 2012.

Uitspraak

201109114/1/A1.
Datum uitspraak: 11 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Waalre,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 5 juli 2011 in zaak nr. 10/1481 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Waalre.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2009 heeft het college geweigerd aan [belanghebbende] bouwvergunning te verlenen voor het uitbreiden van het tuinhuis met berging op het perceel [locatie] te Waalre (hierna: het perceel).
Bij besluit van 16 maart 2010 heeft het college het door [belanghebbende] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 15 juni 2009 herroepen en op 1 april 2010 reguliere bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een erker op het perceel.
Bij uitspraak van 5 juli 2011, verzonden op 12 juli 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 augustus 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 21 september 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 maart 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. D. van Tilborg, advocaat te Breda, en het college, vertegenwoordigd door T. Sayilgan, S. Liebregts en I. Batmaz, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. M. Brüll, advocaat te Helmond, ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in het legaliseren van de vergroting van het tuinhuis in de vorm van een erker van 7,16 m².
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied" rust op het perceel de bestemming "Natuurgebied" met de nadere aanduiding "floragebied".
Ingevolge artikel 3.2 is het verboden op de gronden gelegen binnen de bestemming "Natuurgebied" te bouwen.
Ingevolge artikel 30.1, eerste lid, onder c, mogen bouwwerken welke bestaan op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van het bestemmingsplan dan wel mogen worden opgericht krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde of verleende bouwvergunning en die afwijken van het plan, worden uitgebreid met maximaal 15% van de inhoud op de datum van het onherroepelijk worden van dit plan.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bouwplan onder de overgangsbepaling valt en derhalve in overeenstemming is met het bestemmingsplan.
2.3.1. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank niet heeft onderkend dat voor de toetsing aan de overgangsbepaling de inhoud van het bouwwerk en niet de oppervlakte van belang is, is terecht voorgedragen maar leidt, gelet op het hierna volgende, niet tot het daarmee beoogde doel.
Het college heeft bij besluit van 31 mei 1994 bouwvergunning verleend ter legalisering van het toen op het perceel aanwezige tuinhuis en derhalve staat vast dat ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan het tuinhuis op het perceel aanwezig was.
Het op de datum van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan aanwezige tuinhuis mag ingevolge de overgangsbepaling met 15% worden uitgebreid en nu, naar niet in geschil is, het bouwplan niet voorziet in een uitbreiding van meer dan 15% van de inhoud van het vergunde tuinhuis, wordt hieraan voldaan. Daarbij vormt het enkele feit dat het tuinhuis, zoals vergund bij besluit van 31 mei 1994, voorzag in een veranda geen beletsel voor het verlenen van de thans in het geding zijnde vergunning, nu dat tuinhuis ingevolge het overgangsrecht mag worden uitgebreid. Dat het tuinhuis sinds de peildatum meerdere malen is uitgebreid, wat daar ook van zij, vormt evenmin een beletsel, nu het bouwplan niet ziet op de legalisering van die uitbreidingen. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat ter zitting is gebleken dat het college bij het inmiddels onherroepelijk in bezwaar gehandhaafde besluit van 6 januari 2011 heeft besloten handhavend op te treden tegen de zonder de daartoe vereiste vergunning gerealiseerde uitbreidingen. De verwijzing van [appellant] naar de uitspraak van de Afdeling van 8 februari 2006 in zaak nr.
200501550/1, leidt evenmin tot een ander oordeel, nu die uitspraak, anders dan hier het geval, betrekking had op een zonder met de daartoe vereiste vergunning opgericht bouwwerk, welk bouwwerk in zijn geheel krachtens een aanschrijving diende te worden afgebroken. Dat is hier niet het geval.
Gelet op het voorstaande, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. Th.C. van Sloten en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Montagne
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2012
374-712.