2. Overwegingen
2.1. Hetgeen in de grieven 2 en 3 is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2.2. De rechtbank heeft, voor zover thans van belang, overwogen dat het betoog van de vreemdeling dat de bewaring onrechtmatig is omdat hij voorafgaand aan de maatregel is gehoord door een niet beëdigde tolk niet slaagt, omdat niet vaststaat dat sprake is geweest van een niet beëdigde tolk. Dat het Tolkencentrum mogelijk ook gebruik maakt van niet beëdigde tolken geeft, aldus de rechtbank, geen reden om te concluderen dat daarvan in het onderhavige geval sprake is geweest, te minder nu de vreemdeling hieromtrent niets concreets heeft aangedragen.
2.3. In de eerste grief klaagt de vreemdeling, samengevat weergegeven, dat de rechtbank, door aldus te overwegen, niet heeft onderkend dat het aan de minister was om na te gaan of de tolk die is ingeschakeld al dan niet was beëdigd. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 31 januari 2012, in zaak nummer 201111416/1/V2 (www.raadvanstate.nl), betoogt de vreemdeling dat uit artikel 28 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: de Wbtv) de verplichting volgt om, zo het inschakelen van een tolk noodzakelijk is, een beëdigde tolk te gebruiken en indien dat wegens omstandigheden niet kan, de redenen daarvoor op schrift te stellen. Aldus de vreemdeling dient, nu niet is gebleken dat gebruik is gemaakt van een beëdigde tolk, de beschikking die op het werk van de gebruikte tolk is gebaseerd te worden vernietigd.
2.3.1. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wbtv, voor zover thans van belang, maakt de Koninklijke Marechaussee in het kader van het vreemdelingenrecht uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers.
2.3.2. Uit de bewoordingen en de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 28, eerste lid, van de Wbtv volgt dat deze bepaling, behoudens toepassing van het derde lid, onder meer de Koninklijke Marechaussee verplicht tot het inschakelen van beëdigde tolken of vertalers, indien gebruik van een tolk of vertaler nodig wordt geacht.
2.3.3. In het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van het aan de inbewaringstelling voorafgaande gehoor van 22 april 2012 staat vermeld dat de vreemdeling met behulp van een tolk in de Franse taal door een onderofficier van de Koninklijke Marechaussee is gehoord. Hierin staat niet vermeld of deze tolk als zodanig is beëdigd en de minister heeft ter zitting van de rechtbank naar voren gebracht dat hij niet weet of hierover navraag is gedaan.
2.3.4. Het is onduidelijk of in dit geval, zoals voortvloeit uit artikel 28, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wbtv, gebruik is gemaakt van een beëdigde tolk in de Franse taal. Anders dan de rechtbank heeft overwogen lag het op de weg van de minister om deze onduidelijkheid weg te nemen en na te gaan of de tolk die is ingeschakeld was beëdigd. Hoewel de klacht in zoverre terecht is voorgedragen, kan de grief, gelet op het volgende, niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden.
2.3.5. De omstandigheid dat de minister heeft nagelaten zich er van te vergewissen of de tolk beëdigd was, heeft, anders dan de vreemdeling betoogt, niet zonder meer tot gevolg dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Dit gebrek maakt de inbewaringstelling, indien aan alle in de wet gestelde vereisten daarvoor is voldaan, eerst onrechtmatig, indien de met de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen. In dit geval is niet gebleken dat niet aan alle voor de bewaring gestelde vereisten is voldaan.
Gelet op de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag mochten worden gelegd en nu uit hetgeen de vreemdeling naar voren heeft gebracht niet valt op te maken of en zo ja, in hoeverre hij door het gebruik van de betreffende tolk is benadeeld, bestaat geen grond voor het oordeel dat de met de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek.
2.4. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.5. Het verzoek om schadevergoeding dient reeds hierom te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.