ECLI:NL:RVS:2012:BW9093
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- A.B.M. Hent
- N. Verheij
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen inbewaringstelling en afwijzing schadevergoeding
In deze zaak gaat het om een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op basis van een besluit van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel van 4 april 2012. De vreemdeling heeft tegen deze inbewaringstelling beroep aangetekend bij de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, die op 23 april 2012 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De Raad van State heeft op 18 juni 2012 uitspraak gedaan.
De Raad overweegt dat de gronden voor de inbewaringstelling niet voldoende zijn onderbouwd door de minister. De vreemdeling heeft betoogd dat hij zich niet aan zijn meldplicht heeft onttrokken en dat de omstandigheden die tot zijn inbewaringstelling hebben geleid, onvoldoende zijn om aan te nemen dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. De Raad stelt vast dat de minister in zijn besluit niet heeft toegelicht waarom er een risico bestaat dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken, en dat de enkele stelling dat de vreemdeling zich niet aan zijn verplichtingen heeft gehouden, niet voldoende is om de inbewaringstelling te rechtvaardigen.
De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 4 april 2012 alsnog ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De Raad benadrukt dat de minister bij de inbewaringstelling duidelijk moet maken waarom er een risico bestaat dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken, en dat dit niet kan worden aangenomen zonder nadere toelichting.