ECLI:NL:RVS:2012:BW8219

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201103803/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 juni 2012 uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoekster] tot herziening van een eerdere uitspraak van 14 april 2010, waarin haar beroep ongegrond was verklaard. Het verzoek tot herziening werd ingediend op 18 maart 2011, waarbij [verzoekster] aanvoerde dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die niet bekend waren vóór de eerdere uitspraak. De Afdeling heeft het verzoek behandeld op 11 mei 2012, waarbij zowel [verzoekster] als vertegenwoordigers van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland en Oasen N.V. aanwezig waren.

De Afdeling overwoog dat volgens artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak slechts kan worden herzien op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Afdeling concludeerde dat [verzoekster] geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die aan deze eisen voldeden. Het verzoek werd daarom afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het strikte karakter van het herzieningsmiddel in het bestuursrecht, waarbij de mogelijkheid tot herziening beperkt is tot uitzonderlijke gevallen waarin aan specifieke voorwaarden is voldaan. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in deze zaak in naam der Koningin recht gesproken en het verzoek tot herziening afgewezen.

Uitspraak

201103803/1/A4.
Datum uitspraak: 13 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoekster], wonend te Lexmond, gemeente Zederik,
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2010, in zaak nr. 200906865/1/M1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 14 april 2010, in zaak nr. 200906865/1/M1, heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 maart 2011, heeft [verzoekster] de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 mei 2012, waar [verzoekster], in persoon, en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, vertegenwoordigd door mr. A.L. Biemold, werkzaam bij de provincie, vergezeld door C.C.L van der Pijl, zijn verschenen. Voorts is verschenen Oasen N.V., vertegenwoordigd door N.H. Meuter, B.J.I.M. Sijstermans en A.G. Vermaat.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. Voor zover al niet zou moeten worden geoordeeld dat het verzoek onredelijk laat is gedaan, wordt overwogen dat een uitspraak uitsluitend kan worden herzien wanneer feiten of omstandigheden zijn gesteld die voldoen aan elk van de drie in artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, b, en c, van de Awb gestelde eisen. [verzoekster] heeft in het verzoekschrift vermeld waarom zij het niet eens is met de uitspraak van de Afdeling, waarvan herziening is verzocht. Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er evenwel niet toe om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van een uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. [verzoekster] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die haar vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. Reeds daarom is geen sprake van feiten of omstandigheden als bedoeld in voormelde bepaling.
2.3. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2012
457-738.