201109335/1/A2.
Datum uitspraak: 6 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de onderlinge waarborgmaatschappij CZ groep Zorgverzekeraar U.A., gevestigd te Tilburg (hierna: CZ),
het College voor zorgverzekeringen (hierna: het Cvz),
verweerder.
Bij besluit van 17 oktober 2006 heeft het Cvz de aan de CZ, bij besluit van 18 januari 2006 toegekende vereveningsbijdragen Zorgverzekeringswet voor het jaar 2006 herzien.
Bij besluit van 22 september 2009 heeft het Cvz de aan CZ toegekende vereveningsbijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2006 voor de tweede maal voorlopig vastgesteld.
Bij besluit van 23 juli 2010 heeft het Cvz de aan CZ toegekende vereveningsbijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2006 definitief vastgesteld.
Bij besluit van 14 juli 2011 heeft het Cvz de bezwaren van CZ tegen de besluiten van 22 september 2009 en 23 juli 2010 ongegrond verklaard.
Tegen die besluiten heeft CZ bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 augustus 2011, beroep ingesteld. De gronden van de beroepen zijn aangevuld bij brieven van 23 september 2011.
Het Cvz heeft een verweerschrift ingediend.
CZ en het Cvz hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 30 maart 2012, waar CZ, vertegenwoordigd door mr. M.E. Gelpke, advocaat te Den Haag, bijgestaan door ir. T.W. Bouw en R. Goudriaan, en het Cvz, vertegenwoordigd door mr. F. van Woerden-Poppe, werkzaam bij het Cvz, bijgestaan door drs. J. Bakker, dr. F.M. Bakker, R. van Vliet, W.P.M.M. van der Ven en mr. M. Dijen, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 32, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) kent het Cvz een zorgverzekeraar die voldaan heeft aan zijn verplichtingen, bedoeld in artikel 25, voor ieder kalenderjaar waarin hij zorgverzekeringen aanbiedt en uitvoert een bijdrage toe.
Ingevolge het tweede lid worden bij algemene maatregel van bestuur regels omtrent de berekening van de bijdragen gesteld.
Ingevolge het derde lid bepalen de regels, bedoeld in het tweede lid, ten minste dat de hoogte van de bijdrage wordt berekend op basis van bij die maatregel te bepalen, voor alle zorgverzekeraars gelijke criteria, waaronder in ieder geval het aantal verzekerden bij een zorgverzekeraar en een aantal verzekerdenkenmerken.
Het vierde lid bepaalt dat bij ministeriële regeling:
a. voor 1 oktober van ieder jaar wordt bepaald welk bedrag in totaal voor het daaropvolgende kalenderjaar aan de zorgverzekeraars kan worden toegekend;
b. kan worden bepaald dat in aanvulling op de criteria, bedoeld in het derde lid, voor de berekening van de hoogte van de bijdragen eenmalig rekening wordt gehouden met een bij die regeling te bepalen, voor alle zorgverzekeraars gelijk criterium;
c. statistisch onderbouwd aan elk criterium als bedoeld in het derde lid of aan een criterium als bedoeld in onderdeel b een bijdrage wordt gekoppeld;
d. nadere regels omtrent de berekening van de bijdragen worden gesteld en wordt geregeld hoe de op grond van het eerste lid toegekende bijdragen door het Cvz worden betaald.
Ingevolge het vijfde lid stelt het Cvz jaarlijks voor 15 oktober beleidsregels vast waarin wordt aangegeven op welke wijze toepassing wordt gegeven aan de in het vierde lid bedoelde regels.
Ingevolge artikel 34, eerste lid, stelt het Cvz uiterlijk in het tweede jaar volgende op het kalenderjaar waarvoor de bijdragen, bedoeld in artikel 32 en 33, zijn toegekend, de bijdrage vast.
Ingevolge het tweede lid houdt de vaststelling van een bijdrage als bedoeld in artikel 32, in ieder geval in een herberekening van de bijdrage op basis van het werkelijke aantal verzekerden dat de zorgverzekeraar in het desbetreffende jaar had en de werkelijke verdeling van de verzekerdenkenmerken als bedoeld in artikel 32, derde lid, over die verzekerden, voor zover de daartoe benodigde gegevens tijdig bij het Cvz zorgverzekeringen zijn aangeleverd.
Ingevolge het derde lid worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels omtrent de berekening van de bijdragen gesteld, met dien verstande dat generieke verevening slechts tot en met
31 december 2010 mogelijk is.
Ingevolge het vierde lid stelt het Cvz beleidsregels op waarin wordt aangegeven op welke wijze toepassing wordt gegeven aan de in het derde lid bedoelde regels en op welke wijze een vergoeding voor rentekosten wordt verleend respectievelijk in rekening wordt gebracht.
Het Besluit zorgverzekering (Stb. 2005, 389; hierna: het Besluit) is de in artikel 32, tweede lid, van de Zvw bedoelde algemene maatregel van bestuur.
Paragraaf 1.2. van hoofdstuk 3 bevat de artikelen 3.2 tot en met 3.13 betreffende de verdeling van de macro-deelbedragen en de berekening van het normatieve bedrag ten behoeve van, en de bijdrage aan, een zorgverzekeraar.
Ingevolge artikel 3.2 van het Besluit, zoals dit besluit gold ten tijde hier van belang, verdeelt het Cvz de in artikel 3.1 genoemde macro-deelbedragen elk volgens de artikelen 3.3 tot en met 3.6 in deelbedragen voor iedere zorgverzekeraar.
Ingevolge artikel 3.3, eerste lid, verdeelt het Cvz het macro-deelbedrag variabele kosten van ziekenhuisverpleging en kosten van specialistische hulp aan de hand van de verzekerdenaantallen onderverdeeld in klassen naar leeftijd en geslacht, farmaceutische kostengroepen (hierna: FKG's), diagnose kostengroepen (hierna: DKG's), aard van het inkomen en regio.
Ingevolge het tweede lid kent de minister aan alle klassen van de genoemde criteria gewichten toe.
Ingevolge het derde lid worden de klassen, bedoeld in het eerste lid, en de gewichten, bedoeld in het tweede lid, jaarlijks bij ministeriële regeling bepaald.
Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, verdeelt het Cvz het macro-deelbedrag kosten van overige prestaties aan de hand van de verzekerdenaantallen onderverdeeld in klassen naar leeftijd en geslacht, FKG's, DKG's, aard van het inkomen en regio.
Ingevolge het tweede lid kent de minister aan alle klassen van de genoemde criteria gewichten toe.
Ingevolge het derde lid worden de klassen, bedoeld in het eerste lid, en de gewichten, bedoeld in het tweede lid, jaarlijks bij ministeriële regeling bepaald.
Ingevolge artikel 3.7, eerste lid, sommeert het Cvz de ingevolge artikelen 3.2 tot en met 3.6 aan een zorgverzekeraar toegerekende deelbedragen tot één normatief bedrag.
Ingevolge het tweede lid brengt het Cvz vervolgens op het berekende normatieve bedrag de door hem voor de zorgverzekeraar geraamde opbrengst van de nominale rekenpremie gecorrigeerd voor de geraamde gemiddelde no-claimteruggave in mindering.
Ingevolge het derde lid kent het Cvz een bijdrage toe aan de zorgverzekeraar ter hoogte van de uitkomst van de berekening, bedoeld in het tweede lid.
De Regeling zorgverzekering (Stcrt. 2005, 171; hierna: de Regeling) is de in artikel 32, vierde lid, van de Zvw bedoelde ministeriële regeling voor het jaar 2006.
Paragraaf 3 van hoofdstuk 3 bevat de artikelen 3.3. tot en met 3.15 betreffende de verdeling van de macrodeelbedragen en de berekening van het normatieve bedrag ten behoeve van, en de bijdrage aan, een zorgverzekeraar.
Ingevolge artikel 3.3, eerste lid, van de Regeling, zoals die Regeling gold ten tijde hier van belang, staan de gewichten en de klassen bedoeld in de artikelen 3.3 en 3.6 van het Besluit vermeld in bijlage 4 bij de Regeling.
In artikel 3.6, eerste lid, is bepaald dat de basis voor de op grond van artikel 3.8, eerste lid, van het Besluit herberekende gewichten, waarbij in de herberekening rekening is gehouden met de verwachte financiële gevolgen van de toepassing van een specifieke verevening van de hoge kosten, die gehanteerd wordt bij de herberekening van de bijdrage aan een zorgverzekeraar, staat vermeld in bijlage 5 bij deze regeling. Hierbij wordt de in de bijlage 5 aangegeven klasse-indeling van de criteria aangehouden.
2.2. CZ betoogt dat het Cvz zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld, dat de bezwaren van CZ gericht tegen de toepassing van het hybride regiocriterium geen doel kunnen treffen, omdat CZ geen bezwaar heeft gemaakt tegen de ex ante toekenning van de vereveningsbijdrage. Zij voert daartoe aan, dat het Cvz gebreken in de ex ante toekenning bij de voorlopige en definitieve vaststelling kan en moet herstellen. Zij voert voorts aan, dat de herberekening en vaststelling andere rechtsgevolgen met zich brengen dan de ex ante toekenning. Voor de herberekening en vaststelling van de vereveningsbijdrage gelden andere bepalingen en tabellen met gewichten dan voor de toekenning van de vereveningsbijdrage, namelijk de artikelen 3.6 tot en met 3.15 van de Regeling, alsmede de bijbehorende tabel B5.5.
2.2.1. Bij besluiten van 18 januari 2006 en van 17 oktober 2006 heeft het Cvz aan CZ (ex ante) de vereveningsbijdrage toegekend. Daarbij heeft het Cvz overeenkomstig artikel 32 Zvw en artikel 3.6 van het Besluit het regiocriterium toegepast. CZ is tegen die besluiten niet opgekomen. Deze zijn in rechte onaantastbaar. Dat betekent dat die toekenning van de vereveningsbijdrage en de daarbij toegepaste criteria in beginsel vaststaan en tussen CZ en het Cvz hebben te gelden. De herberekening (ex post) als bedoeld in artikel 34 van de Zvw heeft slechts betrekking op de in paragraaf 1.2 van hoofdstuk 3 van het Besluit en paragraaf 3 van hoofdstuk 3 van de Regeling vermelde criteria. Dat het Cvz onder omstandigheden gebreken in de ex ante toekenning bij de voorlopige en definitieve vaststelling kan herstellen, maakt niet, dat CZ met een beroep tegen de ex post vaststelling van de vereveningsbijdrage kan bereiken dat de bij de ex ante vereveningsbijdrage toegepaste criteria alsnog aan de orde kunnen worden gesteld.
Gelet hierop heeft het Cvz zich terecht op het standpunt gesteld dat de bezwaren van CZ, gericht tegen de toepassing van het regiocriterium, geen doel treffen.
Het beroep van CZ is reeds hierom ongegrond.
2.3. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2012