201109430/1/A1.
Datum uitspraak: 6 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te Boskoop,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 juli 2011 in zaak nr. 10/9010 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Boskoop.
Bij besluit van 19 november 2008 heeft het college een verzoek van [appellante] van 7 april 2008 om handhavend tegen het gebruik van de woning op het perceel [locatie] (hierna: het perceel) als burgerwoning op te treden afgewezen.
Bij besluit van 20 mei 2010 heeft het het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, doch de afwijzing met verbetering van de gronden, waarop deze berust, in stand gelaten.
Bij uitspraak van 13 oktober 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Bij besluit van 11 november 2010 heeft het college het bezwaar gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 juli 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 augustus 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 24 april 2012.
2.1. [belanghebbende] betoogt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat [appellante] is ontbonden en de vereffening is afgerond.
2.1.1. Dat betoog faalt. [appellante] heeft geklaagd dat het college de kosten, bij haar opgekomen in de bezwaarprocedure, ten onrechte niet heeft vergoed. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 januari 2011 in zaak nr.
201006860/1/H2), duurt de vereffening van het vermogen voort, indien de rechtspersoon aanspraak maakt op schadevergoeding, over rechtsmiddelen beschikt om die aanspraak te realiseren en daarvan gebruik wenst te maken. Nu [appellante] aanspraak maakt op vergoeding van in bezwaar bij haar opgekomen kosten, is het door haar ingestelde hoger beroep niet niet-ontvankelijk, omdat zij, als gesteld, is ontbonden en de vereffening is afgerond.
2.2. [appellante] betoogt dat de rechtbank het door haar ingestelde beroep ten onrechte wegens gebrek aan belang daarbij niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij heeft de beroepsgrond dat het college ten onrechte niet op haar verzoek om vergoeding van de kosten die bij haar in bezwaar zijn opgekomen heeft beslist ten onrechte niet behandeld, aldus [appellante]
2.2.1. Dat betoog slaagt. Zoals de Afdeling ook eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 25 maart 2009 in zaak nr.
200805755/1), kan een betrokkene belang hebben bij het door hem ingestelde beroep vanwege het afwijzen van het verzoek om vergoeding van de in bezwaar bij hem opgekomen kosten. [appellante] heeft het college in het bezwaarschrift om vergoeding van zodanige kosten verzocht. Het college heeft bij het besluit van 11 november 2010 niet op dat verzoek beslist. [appellante] heeft daarom belang bij het door haar ingestelde beroep.
2.2.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de klacht dat het college de in verband met de behandeling van het bezwaar bij [appellante] opgekomen kosten ten onrechte niet heeft vergoed beoordelen.
2.3. Bij het besluit van 11 november 2010 is het bezwaar weliswaar gegrond verklaard, maar is het besluit van 19 november 2008 niet herroepen. Gelet hierop, hoefde het college de gestelde kosten niet te vergoeden. Het betoog faalt. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 juli 2011 in zaak nr. 10/9010;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond;
IV. verstaat dat de secretaris van de Raad van State aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 227,00 (zegge: tweehonderdzevenentwintig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2012