ECLI:NL:RVS:2012:BW7595

Raad van State

Datum uitspraak
31 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201203450/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Maankwartier door NSI Winkels B.V. tegen de gemeente Heerlen

Op 10 januari 2012 heeft de raad van de gemeente Heerlen het bestemmingsplan "Maankwartier" vastgesteld. NSI Winkels B.V. heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 8 mei 2012 behandeld. NSI, vertegenwoordigd door F.L.H. Gerards en advocaten, betoogde dat het plan leidt tot leegstand in het centrum van Heerlen, omdat er onvoldoende vraag zou zijn naar de voorziene gebouwen voor kantoren en detailhandel. De voorzitter heeft vastgesteld dat de bezwaren van NSI voornamelijk voortkomen uit concurrentievrees en dat er geen aanleiding is om regulerend op te treden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

De voorzitter heeft overwogen dat de raad zijn standpunt dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare leegstand, onderbouwd heeft met een distributie-planologisch onderzoek. Dit onderzoek concludeert dat de voorziene detailhandel niet zal leiden tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau. De voorzitter heeft ook opgemerkt dat de raad ter zitting heeft aangegeven dat bestaande leegstand door sloop en verhuur zal afnemen. Gezien deze overwegingen heeft de voorzitter geen aanleiding gezien om een voorlopige voorziening te treffen en heeft het verzoek van NSI afgewezen.

De beslissing van de voorzitter is niet bindend voor de bodemprocedure, maar biedt wel inzicht in de voorlopige beoordeling van de situatie. De voorzitter heeft geconcludeerd dat er geen reden is om aan te nemen dat het bestemmingsplan in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, en heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De proceskostenveroordeling is niet aan de orde gesteld.

Uitspraak

201203450/2/R1.
Datum uitspraak: 31 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen onder meer:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NSI Winkels B.V. en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud: NSI), gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Heerlen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 januari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Maankwartier" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer NSI bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 april 2012, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft NSI de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft bij brief van 27 april 2012 de op 19 januari 2012 gesloten uitwerkingsovereenkomst en de aan die overeenkomst gehechte projectbegroting overgelegd. De raad heeft voor deze stukken verzocht om beperking van de kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb. Bij beslissing van 3 mei 2011 heeft een andere kamer van de Afdeling het verzoek om beperking van de kennisneming ingewilligd. De betrokken partijen hebben desgevraagd toestemming verleend om mede op grondslag van deze stukken uitspraak te doen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 mei 2012, waar NSI, vertegenwoordigd door F.L.H. Gerards, bijgestaan door mr. M.H.J. van Driel en mr. G. Slagter, beiden advocaat te Amsterdam, en dr. ir. H. Priemus, emeritus hoogleraar aan de Technische Universiteit Delft, en de raad, vertegenwoordigd door M.F.A. de Wit-Homans, ir. S.J. Berkers, J. Kolen, J.A.P. Scheijen en mr. B.L.J. Crems, allen werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. S.A.R. Lely, advocaat te Maastricht, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting als partij gehoord de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Weller Vastgoed Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door [directeur], en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bouwontwikkeling Jongen B.V., vertegenwoordigd door [directeur], beiden bijgestaan door mr. A. ten Veen, advocaat te Amsterdam, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NS Vastgoed B.V. en anderen, vertegenwoordigd door mr. N.E.J. van Bezooijen en ing. H.A. Messelink, bijgestaan door mr. M. van Harten, advocaat te Den Haag.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan vormt het planologisch juridisch kader om het stationsgebied in Heerlen te herstructureren en voorziet naast infrastructurele voorzieningen onder meer in kantoren en detailhandel.
2.3. NSI heeft een groot aantal bezwaren tegen het bestreden besluit aangevoerd. De voorzitter stelt mede gelet op het verhandelde ter zitting vast dat haar voornaamste bezwaren betrekking hebben op leegstand. NSI betoogt in dit verband dat onvoldoende vraag bestaat naar de voorziene gebouwen voor kantoren en detailhandel, zodat de ontwikkeling van het plan leidt tot leegstand in de overige delen van het centrum van Heerlen, al dan niet in combinatie met leegstand in het plangebied zelf. Bouwen voor leegstand is niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening en leidt tot een aantasting van de omgeving en het woon- en leefklimaat in Heerlen, aldus NSI. Volgens haar is reeds thans sprake van een substantiële leegstand. Daarnaast is de door de raad veronderstelde magneetwerking van het plan niet bewezen en te klein om leegstand te voorkomen, aldus NSI.
2.4. De voorzitter stelt voorop dat, voor zover de bezwaren zijn ingegeven door concurrentievrees, geen aanleiding bestaat om in het kader van een goede ruimtelijke ordening terzake regulerend op te treden.
2.5. Voor zover NSI heeft betoogd dat de voorziene detailhandel leidt tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau overweegt de voorzitter, zoals de Afdeling onder meer bij uitspraak van 10 juni 2009 in zaak nr.
200808122/1/R3heeft overwogen, dat voor de vraag of sprake is van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in een bepaalde sector, niet van doorslaggevende betekenis is of er sprake is van overaanbod en mogelijke sluiting van bestaande detailhandelsvestigingen. Van belang is of voor de inwoners van de gemeente een voldoende voorzieningenniveau behouden blijft in die zin dat zij op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun geregelde inkopen kunnen doen. In het door BRO uitgevoerde distributie-planologisch onderzoek (DPO) van 23 oktober 2009 staat dat de in het plan voorziene detailhandel niet zal leiden tot een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur.
2.6. De raad heeft zijn standpunt dat de ontwikkeling van het plan niet zal leiden tot een onaanvaardbare leegstand van gebouwen voor kantoren en detailhandel in Heerlen in de eerste plaats onderbouwd met voormeld DPO. NSI heeft het tegengestelde standpunt onderbouwd met een ingebracht deskundigenrapport van Priemus. In reactie hierop heeft de raad drie nadere notities van BRO ingebracht. Bij brief van 4 mei 2012 heeft NSI een nader stuk ingebracht. Ter zitting heeft Priemus een reactie gegeven.
Na kennisneming van hetgeen in voormelde stukken en ter zitting over en weer is aangevoerd heeft de raad naar het voorlopig oordeel van de voorzitter aannemelijk gemaakt dat de uitvoering van het plan niet leidt tot een onaanvaardbare leegstand. Hierbij acht de voorzitter met name doorslaggevend de met het plan beoogde versterking van de centrumfunctie van Heerlen in de regio Parkstad Limburg, het behoud van huurders binnen de regio en de aantrekking van huurders van buiten de regio door te voorzien in kwalitatief goede winkelvoorzieningen en een hoogwaardig werkmilieu. Gelet op het deskundigenrapport van Priemus valt niet uit te sluiten dat de leegstand zal toenemen. Hier tegenover staat het oogmerk van het plan om bij te dragen aan de beperking van de regionale krimp, welk belang wordt onderschreven door de toezegging van bovenregionale subsidies. Gelet hierop ziet de voorzitter in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang om de regionale krimp te beperken dan aan het risico dat de leegstand zal toenemen.
Bij het voorgaande neemt de voorzitter in aanmerking dat de raad ter zitting naar voren heeft gebracht dat twee bestaande kantorencomplexen buiten het plangebied, die tezamen een aanmerkelijk deel van de bestaande leegstand van kantoren veroorzaken, door sloop onderscheidenlijk recente verhuur niet langer leeg zullen staan. Daarnaast heeft de raad toegelicht dat een bestemmingsplan in voorbereiding is ter uitvoering waarvan andere bestaande kantoor- en detailhandellocaties zullen worden gesloopt.
Gelet op het hiervoor overwogene ziet de voorzitter in hetgeen omtrent leegstand is aangevoerd geen reden om een voorlopige voorziening te treffen.
2.7. In hetgeen NSI voor het overige heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen grond voor de verwachting dat het plan in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, zodat geen aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen. Gelet hierop behoeft het standpunt van de raad dat artikel 1.9 van de Crisis- en herstelwet aan de schorsing van het bestreden besluit in de weg staat geen bespreking meer.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Hupkes
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2012
635.