201111726/1/A1.
Datum uitspraak: 6 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Heerenveen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 3 oktober 2011 in zaak nr. 10/2306 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen.
Bij besluit van 1 oktober 2010 heeft het college aan Agrifirm B.V. ontheffing en bouwvergunning verleend voor het veranderen van een bedrijfspand, het gedeeltelijk veranderen van een bedrijfspand in een dierenartsenpraktijk, het aanbrengen van reclame-uitingen en het plaatsen van 6 vlaggenmasten op het perceel Jousterweg 16 te Heerenveen.
Bij uitspraak van 3 oktober 2011, verzonden op 4 oktober 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 november 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 6 december 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2012.
2.1. Op het perceel waar het bedrijfspand staat, waarin volgens het bouwplan de dierenartsenpraktijk wordt gevestigd, rust ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Business Park Friesland" de bestemming "Bedrijvenpark". Vaststaat dat het bouwplan daarmee vanwege dit gebruik als dierenartsenpraktijk in strijd is. Om de realisering van het bouwplan niettemin mogelijk te maken heeft het college hiervoor met toepassing van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), gelezen in samenhang met artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro), zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, ontheffing verleend
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de toegelaten dierenartspraktijk niet van geringe planologische betekenis is, nu deze als een zelfstandig te vestigen dierenartspraktijk moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft daarom ten onrechte geconcludeerd dat het college in redelijkheid gebruik had kunnen maken van de bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing op grond van artikel 3.23 Wro.
2.3. Niet in geschil is dat het bouwplan betrekking heeft op een geval als bedoeld in artikel 4.1.1., eerste lid, van het Bro. Het college was bevoegd om met toepassing van artikel 3.23 van de Wro ontheffing te verlenen.
2.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 28 april 2010 in zaak nr.
200906091/1) betreft het beslissen op een verzoek om ontheffing krachtens artikel 3.23, eerste lid, van de Wro een discretionaire bevoegdheid van het college, waarvan de rechter het gebruik terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen dat hij zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit op het verzoek heeft kunnen komen.
In de afweging om al dan niet gebruik te maken van de bevoegdheid, kan de planologische betekenis van een activiteit een rol spelen. Dit betekent evenwel niet dat het college slechts in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik kan maken, indien het bouwplan waarvoor de ontheffing is gevraagd van geringe planologische betekenis is.
2.5. In hoger beroep heeft [appellant] geen argumenten aangevoerd waarom de weerlegging van de grond met betrekking tot de (on)zelfstandigheid van de te vestigen dierenartsenpraktijk in de aangevallen uitspraak onjuist, dan wel onvolledig is. Er bestaat derhalve geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college in redelijkheid de gevraagde ontheffing heeft kunnen verlenen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2012