ECLI:NL:RVS:2012:BW7590

Raad van State

Datum uitspraak
6 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201111066/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep bestuursdwang door college van burgemeester en wethouders van Amstelveen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 7 oktober 2011 geoordeeld dat het college onterecht bestuursdwang had toegepast op een woning in Amstelveen. Het college had op 14 december 2010 besloten om spoedeisende bestuursdwang toe te passen, omdat de staat van de dakkapel en de vloerbalken gevaarlijk was. Het college stelde dat er een spoedeisend belang was, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was aangetoond.

Het college ging in hoger beroep bij de Raad van State, die de zaak op 6 juni 2012 behandelde. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat het college de situatie op 14 december 2010 als spoedeisend mocht beschouwen. De Raad van State stelde vast dat de dakkapel verrot was en dat er aanzienlijke sneeuwval werd voorspeld, wat een gevaarlijke situatie voor de gezondheid en veiligheid zou opleveren. Het college had terecht aangenomen dat [appellant sub 2] niet snel genoeg zelf maatregelen zou treffen om de gebreken te herstellen.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep van het college gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. Het beroep van [appellant sub 2] werd ongegrond verklaard. De Raad van State oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 juni 2012.

Uitspraak

201111066/1/A1.
Datum uitspraak: 6 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen,
2. [appellant sub 2], wonend te Amstelveen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 oktober 2011 in zaak nr. 11/3186 in het geding tussen:
[appellant sub 2]
en
het college.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2010 heeft het college zijn beslissing om op 14 december 2010 spoedeisende bestuursdwang toe te passen met betrekking tot het pand woning [locatie] te Amstelveen bekendgemaakt. Daarbij heeft het college beslist dat de kosten daarvan geheel voor rekening van [appellant sub 2] komen.
Bij besluit van 15 juni 2011 heeft het college het door [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 oktober 2011, verzonden op 7 oktober 2011, heeft de rechtbank het door [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 15 juni 2011 vernietigd, het besluit van 16 december 2010 herroepen en verweerder veroordeelt in de proceskosten van het geding bij de rechtbank. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 oktober 2011, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2011, hoger beroep ingesteld. Het college heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 29 november 2011.
[appellant sub 2] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2012, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M.L.M. Lohman, advocaat te Amsterdam, en [appellant sub 2], bijgestaan door mr. A.R. Kolthof, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
Ingevolge artikel 5:31, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, in spoedeisende gevallen besluit dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan, indien de situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht, terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt.
2.2. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang was bij de toegepaste bestuursdwang door te overwegen dat de noodzaak daartoe niet was aangetoond bij gebreke van een deskundig onderzoek. Hij voert aan dat spoedeisend belang aanwezig is indien voldoende aannemelijk is dat toepassing bestuursdwang noodzakelijk is. Voorts voert hij in dit verband aan dat het niet alleen om de staat van de vloerbalken maar ook om die van het dak en de dakkapel ging.
[appellant sub 2] betwist niet het oordeel van de rechtbank dat het college bevoegd was tot handhavend optreden wegens overtreding van artikel 1a, eerste lid, van de Woningwet.
2.2.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 5:31, eerste en tweede lid, van de Awb, kan slechts worden afgezien van het stellen van een termijn waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging van bestuursdwang kan voorkomen door zelf maatregelen te treffen, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet.
2.2.2. Volgens het inspectierapport, opgemaakt op 11 juni 2010, heeft een bouwkundig controleur van de gemeente tijdens een inspectiebezoek op 10 juni 2010 aan de woning geconstateerd dat de dakkapel volledig verrot was. Voorts heeft de controleur geconstateerd dat hierdoor het op zolder net zo hard heeft geregend als buiten en dat na het verwijderen van het dekzeil op de zoldervloer gekeken moest worden of de balkconstructie met houten vloerdelen niet verrot was.
2.2.3. De rechtbank heeft niet onderkend dat het college de situatie op 14 december 2010 dermate spoedeisend mocht achten dat bestuursdwang kon worden toegepast. Het college kon op grond van de staat waarin de dakkapel verkeerde en de aanzienlijke sneeuwval die voor de volgende dagen was voorspeld, redelijkerwijs verwachten dat door die weersomstandigheden de dakkapel en de vloer mogelijk konden instorten, hetgeen een gevaarlijke situatie voor de gezondheid en veiligheid zou opleveren. Daarbij heeft het college mogen betrekken dat [appellant sub 2] een afspraak op 10 december 2010 voor overleg over de te nemen maatregelen en de dag waarop die zouden worden getroffen, had afgezegd en op 12 december 2010 te kennen had gegeven voortaan alleen schriftelijk te willen communiceren. Het college mocht op grond hiervan aannemen dat [appellant sub 2] niet spoedig zelf de vereiste maatregelen zou treffen.
Dat het college na 10 juni 2010 geen nader onderzoek naar de staat van de vloerbalken en de mogelijkheid van financiële bijstand aan [appellant sub 2] om de gebreken te herstellen heeft gedaan, alsmede niet in een eerder stadium tot toepassing van bestuursdwang heeft besloten, maakt niet dat het college niet meer bevoegd was om later tot spoedeisende bestuursdwang over te gaan. Hierbij wordt in aanmerking genomen, dat de verwachte weersverandering de aanleiding was om daartoe over te gaan.
Het betoog van het college slaagt.
2.3. Het beroep van het college is gegrond. De uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 15 juni 2011 alsnog ongegrond verklaren.
2.4. Gelet op het voorgaande is het hoger beroep van [appellant sub 2], dat gericht is tegen het niet uitspreken van een veroordeling in de kosten van de bezwaarprocedure, ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen gegrond;
II. verklaart het hoger beroep van [appellant sub 2] ongegrond;
III. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 oktober 2011 in zaak nr. 11/3186;
IV. verklaart het bij de rechtbank door [appellant sub 2] ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2012
270.