ECLI:NL:RVS:2012:BW7574

Raad van State

Datum uitspraak
6 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201104093/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing bestuurlijke handhavingsmaatregelen door college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Het college had op 27 mei 2009 een verzoek van [verzoeker] en anderen om bestuurlijke handhavingsmaatregelen tegen het gebruik van een pand op het perceel [locatie] door [belanghebbende] afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van [verzoeker] en anderen op 24 februari 2011 gegrond en vernietigde het besluit van het college. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Raad van State oordeelde dat het college niet bevoegd was om handhavingsmaatregelen te treffen, omdat het gebruik van het pand als woning onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan viel. De rechtbank had dit miskend. De Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van [verzoeker] en anderen ongegrond. Tevens werd het besluit van het college van 5 juli 2011 vernietigd, omdat dit besluit geen grondslag meer had na de uitspraak van de Raad van State.

Uitspraak

201104093/1/A4.
Datum uitspraak: 6 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 24 februari 2011 in zaak nr. 09/5304 in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, wonend te 's-Hertogenbosch,
en
het college.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2009 heeft het college het verzoek van [verzoeker] en anderen om bestuurlijke handhavingsmaatregelen te treffen tegen het gebruik van het pand op het perceel [locatie] (hierna: het perceel) door [belanghebbende] afgewezen.
Bij besluit van 3 juli 2009 heeft het college het door [verzoeker] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 27 mei 2009 in stand gelaten.
Bij uitspraak van 24 februari 2011, verzonden op 28 februari 2011, heeft de rechtbank het door [verzoeker] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 juli 2009 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 april 2011, hoger beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben een verweerschrift ingediend.
Op 5 juli 2011 heeft het college opnieuw op het bezwaar beslist en heeft het het besluit van 27 mei 2009 gehandhaafd.
[verzoeker] en anderen hebben hiertegen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 juli 2011, beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2012, waar het college, vertegenwoordigd door mr. E.B.A.M. Gerritse, werkzaam bij de gemeente, en [3 der verzoekers] zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door haar [partner], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Aan het besluit van 27 mei 2009, gehandhaafd bij het besluit op bezwaar van 3 juli 2009, heeft het college ten grondslag gelegd dat het gebruik van het pand als woning op het perceel onder het overgangsrecht van het ten tijde van het besluit geldende bestemmingsplan "Maaspoort-Oud Empel" (hierna: het bestemmingsplan) valt en dat zij derhalve niet bevoegd is bestuurlijke handhavingsmaatregelen te treffen.
2.2. Ingevolge het bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming 'Bijzondere doeleinden'.
Ingevolge artikel 25.1 van de voorschriften van het bestemmingsplan zijn de op de plankaart als 'Bijzondere doeleinden' aangewezen gronden bestemd voor:
a. commerciële dienstverlenende bedrijven - niet zijnde detailhandelsbedrijven - als afgeleide van agrarische functies zoals:
- tuincentrum;
- vakantieboerderij;
- alternatieve dierenhouderij;
b. (niet) commerciële dienstverlenende functies van sportieve c.q. recreatieve aard, niet zijnde detailhandel, zoals:
- (milieu)-educatief centrum;
- creatief centrum;
- meditatie centrum;
- sauna;
c. één dienstwoning.
d. bijzondere woonvoorzieningen.
Ingevolge artikel 25.4 is het verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
Ingevolge artikel 32.2 mag het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voorzover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.
Ingevolge artikel 32.3, voor zover hier van belang, is artikel 32.2 niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
In artikel 11, onder b, van de voorschriften van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Maaspoort', was bepaald dat:
- het gebruik van gronden en opstallen, dat in strijd is met de in dit plan gegeven bestemmingen, op het tijdstip dat het plan rechtskracht verkrijgt, mag worden voortgezet.
- wijzigingen van het met dit plan strijdige gebruik van gronden en opstallen is verboden, tenzij de strijdigheid met dit plan wordt verminderd, of het gebruik niet strijdig is met dit plan.
2.3. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het niet bevoegd was bestuurlijke handhavingsmaatregelen te treffen. Daartoe voert het aan dat het bestemmingsplan in rechte onaantastbaar is zodat de rechtbank ten onrechte heeft getoetst of het daarin opgenomen overgangsrecht juist is.
2.3.1. Vaststaat dat het gebruik van het pand als woning in strijd is met de bestemming ingevolge het ten tijde van het besluit geldende bestemmingsplan. Het gebruik is derhalve alleen in overeenstemming met het bestemmingsplan indien het ingevolge het in het bestemmingsplan opgenomen gebruiksovergangsrecht is toegestaan.
2.3.2. De rechtbank heeft getoetst of artikel 32.2 van de planvoorschriften op goede gronden in het bestemmingsplan is opgenomen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 2 juli 2009 in zaak nr.
200903891/1/H1), is in een procedure als de onderhavige echter geen plaats voor een indringende toetsing van de juistheid van een regeling in het bestemmingsplan. De mogelijkheid om in het kader van een besluit tot handhaving van het bestemmingsplan de gelding van de toepasselijke regeling aan de orde te stellen, strekt niet zover dat het desbetreffende onderdeel van het bestemmingsplan aldus opnieuw kan worden onderworpen aan de toetsingsmaatstaf die destijds bij goedkeuring van plannen werd gehanteerd.
Gelet op de tekst en de strekking van artikel 32.2 van de planvoorschriften bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat dit artikel buiten toepassing moet worden gelaten.
2.3.3. Vaststaat dat het gebruik van het pand als woning in overeenstemming met de overgangsbepaling van het bestemmingsplan 'Maaspoort' was. Gelet op artikel 32.3 van de planvoorschriften, valt het gebruik van het pand als woning derhalve onder de reikwijdte van het in artikel 32.2 van de voorschriften van het bestemmingsplan opgenomen overgangsrecht.
Nu het gebruik van het pand als woning ingevolge artikel 32.2 van de planvoorschriften is toegestaan en het derhalve in overeenstemming is met het bestemmingsplan, heeft het college zich met juistheid op het standpunt gesteld dat het onbevoegd was bestuurlijke handhavingsmaatregelen te treffen. De rechtbank heeft dit miskend.
Het betoog slaagt.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [verzoeker] en anderen tegen het besluit van 27 mei 2009 van het college alsnog ongegrond verklaren.
2.5. Bij besluit van 5 juli 2011 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het door [verzoeker] en anderen gemaakte bezwaar. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is aan het besluit van 7 juli 2011 de grondslag komen te ontvallen. Reeds om die reden zal de Afdeling het beroep daartegen gegrond verklaren en dat besluit vernietigen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 24 februari 2011 in zaak nr. 09/5304;
III. verklaart het door [verzoeker] en anderen bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV. verklaart het door [verzoeker] en anderen tegen het besluit van 5 juli 2011 ingestelde beroep gegrond;
V. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch van 5 juli 2011, kenmerk SO/JUR 6301-2009/8157 pv: 90187.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2012
163-720.