2. Overwegingen
Feiten
2.1. Blijkens het proces-verbaal van staandehouding, overbrenging en ophouding van 28 maart 2012 is de vreemdeling, die stelt afkomstig te zijn uit Afghanistan, op die dag tijdens een controle in het kader van het Mobiel Toezicht Veiligheid (hierna: MTV-controle) op grond van artikel 50, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) staande gehouden als passagier van een voertuig voorzien van een Duits kenteken. De staandehouding heeft plaatsgevonden op de Rijksweg A67/E34, op het baanvak komende vanuit Duitsland, in de gemeente Venlo. In het proces-verbaal van bevindingen van 28 maart 2012 is onder meer aangegeven dat de controle overeenkomstig artikel 4.17a, eerste lid, onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: het Vb 2000) is uitgevoerd op basis van informatie of ervaringsgegevens over illegaal verblijf na grensoverschrijding, dat de staandehouding heeft plaatsgevonden binnen een zone van twintig kilometer vanaf de landsgrens met Duitsland, dat in de maand maart op de desbetreffende locatie een of meerdere toezichtscontroles hebben plaatsgevonden voor de totale duur van 54 uur en 38 minuten, dat op de desbetreffende locatie op 28 maart 2012 een of meerdere toezichtscontroles hebben plaatsgevonden voor de totale duur van 1 uur en dat tijdens deze controle daadwerkelijk 2 vervoermiddelen zijn stilgehouden, zijnde een deel van de gepasseerde vervoermiddelen.
Bij besluit van 28 maart 2012 is de vreemdeling krachtens artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 in bewaring gesteld.
Aangevallen uitspraak
2.2. De rechtbank heeft naar aanleiding van het betoog van de vreemdeling dat de staandehouding en de bewaring onrechtmatig zijn omdat de MTV-controle duidt op een verboden grenscontrole en daarmee strijdig is met Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (hierna: de Schengengrenscode), overwogen dat de MTV-controle rechtmatig is, nu uit een uitspraak van de Afdeling van 5 maart 2012 in zaak nr. 201111442/1/V4 (www.raadvanstate.nl) blijkt dat een controle als hier aan de orde niet in strijd is met de Schengengrenscode.
Grief
2.3. De vreemdeling, die zich ten tijde van de MTV-controle in een Eurolinerbus komende vanuit Duitsland bevond, klaagt dat de rechtbank heeft miskend dat er op het moment van de controle geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf bestond. Hierom heeft de rechtbank naar zijn mening ten onrechte overwogen dat de staandehouding rechtmatig is.
Beoordeling
2.4. Ingevolge artikel 67, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: het VWEU), voor zover thans van belang, zorgt de Unie ervoor dat aan de binnengrenzen geen personencontroles worden verricht en ontwikkelt zij een gemeenschappelijk beleid op het gebied van asiel, immigratie en controle aan de buitengrenzen, dat gebaseerd is op solidariteit tussen de lidstaten en dat billijk is ten aanzien van de onderdanen van derde landen.
Ingevolge artikel 77, eerste lid, aanhef en onder a, ontwikkelt de Unie een beleid dat tot doel heeft het voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, bij het overschrijden van de binnengrenzen aan enige controle worden onderworpen. Ingevolge artikel 2, aanhef en onder 9 tot en met 11, van de Schengengrenscode wordt verstaan onder:
(9) "grenstoezicht": de overeenkomstig en voor het doel van deze verordening aan een grens uitgevoerde activiteit die uitsluitend wegens de voorgenomen of daadwerkelijke grensoverschrijding en dus niet om andere redenen wordt verricht, en die bestaat in controle en bewaking van de grens;
(10) "grenscontroles": de controles die aan de grensdoorlaatposten worden verricht om na te gaan of de betrokken personen, hun vervoermiddelen en de voorwerpen in hun bezit het grondgebied van de lidstaten mogen binnenkomen dan wel verlaten;
(11) "grensbewaking": de bewaking van de grenzen buiten de grensdoorlaatposten en de bewaking van de grensdoorlaatposten buiten de vastgestelde openingstijden om te voorkomen dat personen zich aan de grenscontroles onttrekken.
Ingevolge artikel 20 kunnen de binnengrenzen op iedere plaats worden overschreden zonder dat personen, ongeacht hun nationaliteit, worden gecontroleerd.
Ingevolge artikel 21 doet de afschaffing van het toezicht aan de binnengrenzen geen afbreuk aan:
a) de uitoefening van de politiebevoegdheid door de bevoegde instanties van
de lidstaten overeenkomstig de nationale wetgeving, voor zover de
uitoefening van die bevoegdheid niet hetzelfde effect heeft als
grenscontroles; dit geldt ook in de grensgebieden. Voor de toepassing van
de eerste zin kan met name niet worden gesteld dat de uitoefening van
de politiebevoegdheid hetzelfde effect heeft als de uitoefening van
grenscontroles wanneer de politiële maatregelen:
i) niet grenstoezicht tot doel hebben;
ii) gebaseerd zijn op algemene politie-informatie en -ervaring met
betrekking tot mogelijke bedreigingen van de openbare veiligheid en
met name bedoeld zijn ter bestrijding van grensoverschrijdende
criminaliteit;
iii) worden gepland en uitgevoerd op een manier die duidelijk verschilt
van de systematische controles van personen aan de buitengrenzen;
iv) op basis van controles ter plaatse worden uitgevoerd;
b) de uitoefening van de veiligheidscontroles bij personen door de
overeenkomstig de wetgeving van elke lidstaat bevoegde instanties, de
verantwoordelijke instanties in de havens of luchthavens of de
vervoersondernemingen, voor zover deze controles ook worden verricht
bij personen die binnen de lidstaat reizen;
c) de mogelijkheid voor de lidstaten om personen wettelijk te verplichten in
het bezit te zijn van bepaalde titels of documenten en deze bij zich te
dragen;
d) de verplichting van de onderdanen van derde landen om hun
aanwezigheid op het grondgebied van een lidstaat te melden
overeenkomstig artikel 22 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst.