201010331/1/A4.
Datum uitspraak: 30 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Werkgroep Behoud de Peel, gevestigd te Deurne,
appellante,
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
Bij besluit van 9 september 2010 heeft het college, na toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, op grond van de aanvraag van [aanvrager] om een vergunning krachtens de artikelen 16 en 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) voor het wijzigen van een varkens- en paardenfokkerij nabij de Natura 2000-gebieden "Groote Peel", "Sarsven en de Banen" en "Weerter- en Budelerbergen & Ringselven", bepaald dat voor de aangevraagde activiteit geen vergunningplicht geldt.
Tegen dit besluit heeft de Stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 oktober 2010, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 mei 2012, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.M.P. Schuffelen en G.H.J.M. in de Braek, beiden werkzaam bij de provincie, is verschenen.
2.1. De Stichting betoogt dat het college zich ten onrechte op het standpunt stelt dat voor de aangevraagde activiteit geen vergunningplicht krachtens de Nbw 1998 geldt. Verder voert zij aan dat artikel 19kd van de van de Nbw 1998 vanwege de toegepaste referentiedatum van 7 december 2004 in strijd is met de Vogel- en Habitatrichtlijn.
2.2. Het college stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat de vergunningplicht voor de wijziging van de varkens- en paardenfokkerij door de inwerkingtreding van artikel 19kd van de Nbw 1998 is vervallen, omdat de ammoniakdepositie van de varkens- en paardenfokkerij op de Natura 2000-gebieden niet toeneemt ten opzichte van de situatie op 7 december 2004.
2.3. Artikel 19kd, eerste lid, van de Nbw 1998 bepaalt, voor zover hier van belang, dat het bevoegd gezag bij besluiten over het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, niet de gevolgen betrekt die een handeling kan hebben door het veroorzaken van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied in de volgende gevallen:
a. de handeling is gebruik dat op de referentiedatum werd verricht en is sedertdien niet of niet in betekenende mate gewijzigd, en heeft sedertdien per saldo geen toename van stikstofdepositie op de voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied veroorzaakt;
b. de handeling is een activiteit die na de referentiedatum is begonnen, of een gebruik dat na de referentiedatum in betekenende mate is gewijzigd, waarbij is verzekerd dat, in samenhang met voor die activiteit getroffen maatregelen, de stikstofdepositie op de voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied als gevolg van die activiteit of dat gebruik per saldo niet is toegenomen of zal toenemen. Het derde artikellid bepaalt dat onder "referentiedatum" als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:
b. de datum waarop het desbetreffende gebied is aangewezen ter uitvoering van de Vogelrichtlijn dan wel, ingeval dit eerder is, de datum waarop het desbetreffende gebied door de Europese Commissie tot een gebied van communautair belang is verklaard ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Habitatrichtlijn, voor zover die aanwijzing, onderscheidenlijk verklaring plaatsvindt na 7 december 2004.
2.4. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak in de zaak nr.
201003301/1/R2van 7 september 2011, overwegingen 2.6.2 en volgende (www.raadvanstate.nl), maakt artikel 19kd van de Nbw 1998 geen uitzondering op de vergunningplicht krachtens artikel 19d. Zelfs indien een van de genoemde gevallen onder a of onder b van het eerste lid van artikel 19kd zich voordoet, moet alsnog een vergunning worden verleend, al dan niet met beperkingen of voorschriften. Het college heeft zich dan ook ten onrechte op het standpunt gesteld dat de vergunningplicht voor het wijzigen van de varkens- en paardenfokkerij door de inwerkingtreding van artikel 19kd van de Nbw 1998 is komen te vervallen en heeft derhalve ten onrechte geweigerd de aangevraagde vergunning te verlenen.
2.5. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 19d, eerste lid, van de Nbw 1998. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met genoemde wettelijke bepaling te worden vernietigd. De overige beroepsgronden van de Stichting behoeven geen bespreking meer.
De Afdeling merkt voorts nog op dat het college ter zitting heeft medegedeeld dat [aanvrager] inmiddels een nieuwe aanvraag om vergunning heeft ingediend waarop het college spoedig zal beslissen, terwijl het college van [aanvrager] heeft begrepen dat deze na de uitspraak van de Afdeling de aanvraag waarop het thans bestreden besluit ziet zal intrekken.
2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 9 september 2010, kenmerk CAS201000012275/ DOC201000113665;
III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Limburg aan de stichting Stichting Werkgroep Behoud de Peel het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.S. Aal, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Aal
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2012