201108839/1/A2.
Datum uitspraak: 30 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 6 juli 2011 in zaak nr. 10/854 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van het waterschap Regge en Dinkel.
Bij besluit van 21 december 2009 heeft het bestuur het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen de gemeente Oldenzaal wegens het overtreden van voorschriften verbonden aan de aan gemeente Oldenzaal verleende keurontheffing, afgewezen.
Bij besluit van 7 juli 2010 heeft het bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover het het verzoek om handhavend op te treden ten aanzien van voorschrift 7 betreft. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 juli 2011, verzonden op 8 juli 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 augustus 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 8 september 2011.
Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de gemeente Oldenzaal een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en het bestuur hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.J. Paalman, advocaat te Almelo, vergezeld door dr. P.J.T. van Bakel, en het bestuur, vertegenwoordigd door mr. M. Guijs, bijgestaan door D.F.J.C. Peters en E.J. Broeze, allen werkzaam bij het waterschap, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gemeente Oldenzaal, vertegenwoordigd door M. van Nieuwkuijk-Husken en A. Malloggi, beiden werkzaam bij de gemeente, verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 3.1, aanhef en onder a en b, van de Keur waterschap Regge en Dinkel 2009 (hierna: de Keur), is het verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, over of onder de kernzone werkzaamheden te verrichten of werken of beplantingen te plaatsen of te behouden, dan wel aanwezige beplantingen te beschadigen of te verwijderen.
Ingevolge artikel 5.1, eerste lid, wordt een vergunning of ontheffing verleend voor inwerkingtreding van de Keur voor een ingevolge de Keur vergunningplichtig werk of handelen, geacht ingevolge deze Keur te zijn verleend.
2.2. Bij besluit van 1 december 2008 heeft het bestuur ontheffing van de Keur verleend aan de gemeente Oldenzaal, ten behoeve van het herinrichten van verschillende waterlopen in die gemeente. Aan deze keurontheffing zijn de voorschriften verbonden dat de werken overeenkomstig de door of namens het waterschap te geven aanwijzingen op solide wijze worden gemaakt, en in goede staat worden onderhouden, en te zorgen dat de waterafvoer ongehinderd kan plaatsvinden (voorschrift 1). Indien het waterschap wijziging in plaats, samenstelling of afmetingen van de werken in het belang van de waterafvoer nodig acht, is de gemeente Oldenzaal verplicht op eerste aanschrijving de wijziging volgens aanwijzing van het waterschap uit te voeren (voorschrift 4). Voorts dient het beheer en onderhoud te worden geregeld zoals omschreven in de bij de aanvraag overgelegde notitie "Beheer en Onderhoudsplan, Beekzones Graven Es" (voorschrift 7).
Bij brief van 20 juli 2009 heeft [appellant] aan het bestuur verzocht om handhavend op te treden tegen de gemeente Oldenzaal wegens het overtreden van genoemde voorschriften van de keurontheffing, omdat door de werkzaamheden het waterpeil in waterloop 14-5-4-1 te hoog staat waardoor zijn perceel te nat wordt en de drainage niet meer functioneert.
Bij besluit van 21 december 2009 heeft het bestuur het verzoek van [appellant] afgewezen, omdat de gemeente Oldenzaal volgens het bestuur voldoet aan de aan de keurontheffing verbonden voorschriften. Het daartegen gerichte bezwaar is bij besluit van 7 juli 2010 gegrond verklaard voor zover het voorschrift 7 betreft. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard.
Het daartegen gerichte beroep heeft de rechtbank bij uitspraak van 6 juli 2011 ongegrond verklaard.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de keurontheffing niet ziet op het verhogen van het waterpeil in waterloop 14-5-4-1. Nu het waterpeil door de werkzaamheden van de gemeente Oldenzaal is verhoogd, had het bestuur hierop dienen te handhaven, aldus [appellant].
2.3.1. De keurontheffing dateert van 1 december 2008. Deze voorziet onder meer in plaatsing van een stuw in waterloop 14-5-4-1. Hiertegen is geen rechtsmiddel aangewend, waardoor de keurontheffing in rechte onaantastbaar is geworden. Ingevolge artikel 5.1, eerste lid, van de Keur moet de keurontheffing geacht te zijn verleend onder het regime van de Keur. De rechtbank is terecht er van uit gegaan dat de verhoging van het waterpeil een feitelijk gevolg is van de plaatsing van de stuw, dat juist is beoogd met de ontheffing.
2.4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat zowel de waterafvoer in waterloop 14-5-4-1 als in de kavelsloot wordt gehinderd door het hoge waterpeil, en dat daarom voorschrift 1 van de ontheffing wordt geschonden. Daartoe stelt [appellant] dat de drainage van de huiskavel van zijn agrarisch bedrijf aan de [locatie] te [plaats] uitmondt in de kavelsloot. Deze kavelsloot mondt uit in waterloop 14-5-4-1. Nu het waterpeil in waterloop 14-5-4-1 ten gevolge van de plaatsing van de stuw te hoog is kan zijn kavelsloot niet afwateren op de waterloop, waardoor de drainage van de huiskavel evenmin kan afwateren. Het gevolg hiervan is dat de grond van de huiskavel te nat blijft, aldus [appellant]. Hij betoogt in dat kader tevens dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de door hem overlegde rapporten van B. Bot, "Opmerking betreffende de inrichting van een retentievijver nabij de boerderij van [appellant] in [plaats]", van april 2010, en J. van Bakel, het "Rapport van bevindingen naar de effecten van peilverhoging in leiding 14-5-4-1 op de hydrologische toestand van een perceel van het agrarisch bedrijf [appellant] te [plaats]", van juni 2011, aangevuld in december 2011.
2.4.1. Door [appellant] is niet betwist dat handhavend optreden slechts mogelijk is, indien de gemeente Oldenzaal de aan de keurontheffing verbonden voorschriften overtreedt. Het bestuur heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat een overtreding hiervan in het onderhavige geschil niet aan de orde is. Weliswaar is het waterpeil gestegen door plaatsing van de stuw, maar deze stijging is, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, beperkt gebleven. Het bestuur heeft voorts, op basis van eigen onderzoek, kunnen concluderen dat de stijging van het waterpeil niet de oorzaak kan zijn van de afvoerproblemen van [appellant]. De door [appellant] aangedragen rapporten maken dit oordeel niet anders, omdat deze rapporten andere oorzaken zoals kwel en verstopping van het drainagesysteem buiten beschouwing laten. De rechtbank is terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat het bestuur zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verhoging van het waterpeil en de omstandigheid dat de drainagebuizen onder water uitmonden aan de waterafvoer op het perceel van [appellant] niet in de weg staan.
2.5. Tot slot betoogt [appellant] tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de vraag of het bestuur op voorschrift 4 van de keurontheffing handhavend had moeten optreden. Het bestuur heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen aanwijzing is gegeven aan de gemeente Oldenzaal, waardoor er ook geen aanleiding is om op dat onderdeel handhavend op te treden.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2012