ECLI:NL:RVS:2012:BW6928

Raad van State

Datum uitspraak
30 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201107001/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bouwvergunning voor wooneenheden in 's-Hertogenbosch

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank had op 4 mei 2011 het beroep van een wederpartij gegrond verklaard en het besluit van 26 mei 2010 van het college vernietigd, dat betrekking had op een projectbesluit voor de bouw van 71 wooneenheden. Het college had aan Moeskops' Bouwbedrijf B.V. een bouwvergunning verleend, maar de rechtbank oordeelde dat het projectbesluit niet voldeed aan de eisen en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de gevolgen van het bouwproject voor de omgeving.

Het college heeft hoger beroep ingesteld en betoogd dat de rechtbank ten onrechte het projectbesluit heeft vernietigd. Het college stelde dat het projectbesluit concreet was en dat er geen verplichting bestond om een gedetailleerd onderzoek te verrichten naar de gevolgen van de nieuwe woningen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 oktober 2011 behandeld en na heropening van het onderzoek heeft zij de argumenten van beide partijen gewogen.

De Afdeling oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat het projectbesluit een concreet karakter had en dat de ruimtelijke onderbouwing voldeed aan de eisen. De Afdeling verklaarde het hoger beroep van het college gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de wederpartij ongegrond. Tevens werden de beroepen van de wederpartij en een belanghebbende tegen een later besluit van het college gegrond verklaard, en dat besluit werd vernietigd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 30 mei 2012.

Uitspraak

201107001/1/A1.
Datum uitspraak: 30 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 4 mei 2011 in zaak nr. 10/3185 in het geding tussen:
[wederpartijen] (hierna tezamen in enkelvoud: [wederpartij])
en
het college.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 mei 2010 heeft het college een projectbesluit genomen voor het bouwen van in totaal 71 wooneenheden op de percelen kadastraal bekend gemeente 's-Hertogenbosch, sectie […] nummers […], en aan Moeskops' Bouwbedrijf B.V. bouwvergunning verleend.
Bij uitspraak van 4 mei 2011, verzonden op 12 mei 2011, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 26 mei 2010 vernietigd, voor zover dit betrekking heeft op het projectbesluit en de onderdelen I en J van de bouwvergunning, en het college opgedragen in zoverre een nieuw besluit op de aanvraag te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juni 2011, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 28 september 2011 heeft het college een projectbesluit genomen voor de realisering van onderdelen I en J van het bouwplan en aan Moeskops' Bouwbedrijf B.V. voor de onderdelen I en J van het bouwplan bouwvergunning verleend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 oktober 2011, waar het college, vertegenwoordigd door mr. P.W.G.M. Cristophe, werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij], bijgestaan door mr. J.T.F. van Berkel, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord Moeskops' Bouwbedrijf, vertegenwoordigd door ing. H. van der Kemp.
[belanghebbende] heeft tegen het besluit van 28 september 2011 bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 november 2011, beroep ingesteld. [wederpartij] heeft tegen het besluit van 28 september 2011 beroep ingesteld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2011.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting van 20 oktober 2011 heeft de Afdeling het onderzoek heropend en partijen in de gelegenheid gesteld te reageren op de tegen het besluit van 28 september 2011 ingediende beroepschriften. Daarop hebben het college, Moeskops' en [belanghebbende] een reactie gegeven.
Met toestemming van partijen is afgezien van een verdere behandeling van de zaak ter zitting.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan is in strijd met de ingevolge het uitbreidingsplan "Partieel uitbreidingsplan in onderdelen Deuteren 1965" op de percelen rustende bestemmingen. Teneinde bouwvergunning te kunnen verlenen, heeft het college krachtens artikel 3.10, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) een projectbesluit genomen.
2.2. De rechtbank heeft overwogen dat het projectbesluit niet voldoet aan de eisen die daaraan in het onderhavige geval moeten worden gesteld. Het projectbesluit heeft volgens haar een zeer globaal karakter. Daartoe heeft zij overwogen dat tot het projectbesluit naast de ruimtelijke onderbouwing ook twee kaarten behoren, te weten "Projectbesluit nieuwbouw Deuteren 2e fase" (hierna: kaart 1) en "Inrichtingsplan Deuteren jan 2010" (hierna: kaart 2), maar dat het college heeft gesteld dat kaart 2 slechts een indicatief karakter heeft, zodat de aard en omvang van het project slechts kunnen worden afgeleid uit de ruimtelijke onderbouwing en kaart 1, welke geen indicatie geeft over de situering van de voorziene woningen. Daaruit volgt volgens de rechtbank dat het projectbesluit Moeskops veel ruimte biedt om het terrein naar eigen goeddunken in te richten.
De rechtbank heeft overwogen dat, nu het projectbesluit een zeer globaal karakter heeft en aanzienlijk afwijkt van het bestemmingsplan en het project een grote planologische uitstraling op de omgeving heeft, zij hoge eisen stelt aan het onderzoek waarop het projectbesluit berust en dat het projectbesluit niet aan die hoge eisen voldoet. Er is volgens de rechtbank ten onrechte niet gebleken van een concreet onderzoek naar de gevolgen van de nieuwe woningen voor het woongenot van (eigenaren en huurders van) bestaande woningen, en evenmin van een concreet onderzoek naar de effecten van de aan te leggen - doorgaande - wegen op de verkeers- en parkeerdruk ter plaatse.
2.3. Het college betoogt dat de rechtbank het besluit van 26 mei 2010 ten onrechte heeft vernietigd. Daartoe voert het aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het projectbesluit een zeer globaal karakter heeft, nu het projectbesluit ziet op het project waarvoor bouwvergunning is verleend en het projectbesluit geen ruimte biedt voor een vrije invulling. Volgens het college was het niet gehouden een concreet onderzoek te verrichten naar de gevolgen van de nieuwe woningen voor het woongenot van (eigenaren en huurders van) bestaande woningen en de effecten van de aan te leggen - doorgaande - wegen op de verkeers- en parkeerdruk ter plaatse van de bestaande woningen.
2.3.1. Ingevolge artikel 3.10, eerste lid, van de Wro, zoals dit luidde ten tijde van belang, kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project van gemeentelijk belang een projectbesluit nemen.
Ingevolge het tweede lid bevat het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing van het project.
Ingevolge het vierde lid kan de gemeenteraad de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, delegeren aan burgemeester en wethouders.
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder f, wordt in deze wet en de daarop rustende bepalingen onder projectbesluit verstaan: besluit, inhoudende dat ten behoeve van de verwezenlijking van een project, dat een of meer bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden of het daarbij behorende gebruik kan omvatten en dat afwijkt van het geldende bestemmingsplan, dit bestemmingsplan buiten toepassing blijft.
2.3.2. Uit de tekst van het besluit van 26 mei 2010, waarbij zowel een projectbesluit is genomen als bouwvergunning is verleend, volgt dat het projectbesluit samenhangt met het onderhavige concrete bouwplan voor de percelen. De bij het besluit behorende bouwtekeningen, de situatietekeningen en kaart 2 bieden voldoende inzicht met betrekking tot de omvang en situering van het bouwplan. Het college heeft ter zitting desgevraagd uiteengezet dat kaart 2 slechts in zoverre indicatief is dat binnen de in te richten openbare ruimte nog niet alles vast ligt, maar dat de daarop aangebrachte situering van de woningen niet indicatief is. De rechtbank heeft, gelet op het voorgaande, niet onderkend dat het projectbesluit een concreet karakter heeft.
De rechtbank heeft voorts ten onrechte overwogen dat de ruimtelijke onderbouwing niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. [wederpartij] heeft in beroep gewezen op de te verwachten toename van het aantal verkeersbewegingen rondom zijn woning als gevolg van de realisering van het bouwplan. In het Stedenbouwkundig plan Deuteren, zoals de raad van de gemeente bij besluit van 3 oktober 2006 heeft vastgesteld en dat onderdeel uitmaakt van de ruimtelijke onderbouwing, is ingegaan op de ontsluiting van de te realiseren woonwijk, die via de Oude Vlijmenseweg zal plaatsvinden, en is vermeld dat door het nemen van verkeersmaatregelen zal worden voorkomen dat in de bestaande woonwijken in de omgeving aanvullend sluipverkeer of parkeeroverlast ontstaat. Zo zal onder meer de Weidonklaan, waaraan de woning van [wederpartij] is gelegen, worden ingericht als 30-kilometerzone. Voorts berust de ruimtelijke onderbouwing op onderzoeken naar de luchtkwaliteit en het geluid als gevolg van het verkeer op de Oude Vlijmenseweg na realisering van het bouwplan. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het college deze onderzoeken niet aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. Uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat geen overschrijding van de ingevolge het Besluit luchtkwaliteit geldende normen zal optreden. In verband met de uit de ruimtelijke onderbouwing blijkende overschrijding van de ingevolge de Wet geluidhinder ter plaatse geldende voorkeursgrenswaarde van 48 dB, heeft het college naar voren gebracht dat een hogere grenswaarde zal worden vastgesteld. Dit heeft [wederpartij] niet betwist.
Voorts heeft [wederpartij] niet aannemelijk gemaakt dat de realisering van de onderdelen I en J van het bouwplan die tezamen 12 woningen omvatten, een zodanige toename van het aantal verkeersbewegingen rondom zijn woning tot gevolg zal hebben dat een afzonderlijk onderzoek naar de effecten van het realiseren van deze onderdelen van het bouwplan op die verkeersbewegingen noodzakelijk was.
Het betoog slaagt.
2.4. De Afdeling zal alsnog de overige bij de rechtbank aangevoerde beroepsgronden beoordelen, nu de rechtbank daaraan niet is toegekomen.
2.5. [wederpartij] heeft in beroep betoogd dat geen welstandsadvies is aangetroffen met betrekking tot de onderdelen I en J van het project, zodat het college nog dient te beoordelen of het bouwplan in zoverre voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
2.5.1. Het college heeft zijn standpunt omtrent de welstand blijkens het besluit van 26 mei 2010 gebaseerd op het positieve advies van de welstandscommissie van de gemeente 's-Hertogenbosch (hierna: welstandscommissie) van 24 juni 2009, zoals dit is neergelegd in de brief van de welstandscommissie aan het college van 3 juli 2009. Dit welstandsadvies heeft betrekking op de onderdelen I en J van het project. Het door [wederpartij] aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat het college zich op grond van het positieve welstandsadvies op het standpunt had moeten stellen dat het bouwplan, voor zover het onderdelen I en J betreft, in strijd is met redelijke eisen van welstand. Dat in de zienswijze in verband met de welstand is gewezen op de hoogte van het beoogde bouwwerk, biedt onvoldoende grond voor een andere conclusie.
Het betoog faalt.
2.6. Voor zover [wederpartij] in beroep heeft betoogd dat niet is gebleken dat aan de bouwverordening is getoetst, is dit verder niet onderbouwd. Reeds om die reden kan het niet slagen.
2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaren.
2.8. Op 28 september 2011 heeft het college, ter uitvoering van de aangevallen uitspraak, opnieuw op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar besloten. Dit besluit wordt, lettend op artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in verbinding met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens voorwerp te zijn van dit geding. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is aan dit besluit de grondslag komen te ontvallen. Om die reden zal de Afdeling de beroepen tegen dit besluit gegrond verklaren en dit besluit vernietigen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 4 mei 2011 in zaak nr. 10/3185;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep van [wederpartij] ongegrond;
IV. verklaart de beroepen van [wederpartij] en [belanghebbende] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch van 28 september 2011, kenmerk SOB0805980, gegrond;
V. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch van 28 september 2011, kenmerk SOB0805980.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Kos
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2012
580.