201201422/2/R1.
Datum uitspraak: 25 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], wonend te Hippolytushoef, gemeente Hollands Kroon,
verzoekster,
de raad van de gemeente Hollands Kroon, voorheen Wieringen,
verweerder.
Bij besluit van 10 november 2011 heeft de raad van de gemeente Wieringen (thans: Hollands Kroon) het bestemmingsplan "Hippolytushoef" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2012, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2012, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 mei 2012, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door R.N. Leever, en de raad, vertegenwoordigd door G. van Deutekom, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De raad betwist de ontvankelijkheid van het beroep van [verzoekster] en stelt zich daartoe op het standpunt dat het beroepschrift buiten de beroepstermijn is ingediend.
2.2.1. Ingevolge artikel 3:43, eerste lid, van de Awb wordt tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van het besluit mededeling gedaan aan degenen die bij de voorbereiding ervan hun zienswijze naar voren hebben gebracht.
Ingevolge het tweede lid wordt bij de mededeling van een besluit tevens vermeld wanneer en hoe de bekendmaking ervan heeft plaatsgevonden.
Ingevolge artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.
Ingevolgde artikel 6:8, vierde lid, vangt de beroepstermijn voor een geval als hier aan de orde aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, van de Awb ter inzage is gelegd.
2.2.2. Het gemeentebestuur van Wieringen heeft bij brief van 14 december 2011 aan de indieners van zienswijzen tegen het ontwerpplan, waaronder aan [verzoekster], medegedeeld dat het plan gewijzigd is vastgesteld. In de brief wordt verwezen naar een kennisgeving die volgens de brief door de gemeente Hollands Kroon medio januari 2012 zou plaatsvinden. De kennisgeving heeft plaatsgehad op 25 januari 2012. De terinzagelegging van het gewijzigd vastgestelde plan ving aan op 30 januari 2012. De beroepstermijn is derhalve begonnen op 31 januari 2012 en geëindigd op 12 maart 2012. Op 30 maart 2012 heeft [verzoekster] per e-mail van het gemeentebestuur kennisgenomen van de inhoud van het vastgestelde plan. Zij heeft haar beroepschrift op 6 april 2012 ingediend.
2.2.3. Nu [verzoekster] een zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren heeft gebracht had het gemeentebestuur haar ingevolge artikel 3:43 van de Awb tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van het besluit mededeling moeten doen van het besluit. De brief van het gemeentebestuur van 14 december 2011, waarin staat dat het plan is vastgesteld, is verzonden voordat het besluit bekend was gemaakt. In de brief kon daarom niet worden vermeld wanneer en hoe de bekendmaking van het besluit had plaatsgevonden. Evenmin is vermeld wanneer en hoe de bekendmaking van het besluit precies zou gaan plaatsvinden. Gelet hierop kan de brief van 14 december 2011 niet worden aangemerkt als een mededeling als bedoeld in artikel 3:43 van de Awb. [verzoekster] mocht er derhalve van uitgaan dat zij een mededeling zou ontvangen en behoefde derhalve geen rekening te houden met de mogelijkheid dat dit niet overeenkomstig de wettelijke vereisten zou gebeuren. Hieruit volgt dat [verzoekster] niet kan worden tegengeworpen dat zij naar aanleiding van de kennisgeving op 25 januari 2012 niet binnen de termijn beroep heeft ingesteld.
2.2.4. [verzoekster] heeft binnen zes dagen nadat zij op 30 maart 2012 kennis heeft genomen van de inhoud van het vastgestelde plan beroep ingesteld. Onder deze omstandigheden is het buiten de beroepstermijn instellen van beroep naar het voorlopig oordeel van de voorzitter verschoonbaar te achten, zodat het beroep ontvankelijk is.
2.3. Voor zover [verzoekster] zich ter zitting heeft gericht tegen de aanduiding "wro-wijzigingsgebied 4" voor de gronden ten zuiden van haar woning overweegt de voorzitter, wat daar verder ook van zij, dat in zoverre geen spoedeisend belang aanwezig is. Eerst na de inwerkingtreding van een wijzigingsplan, waartegen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend, kunnen onomkeerbare gevolgen ontstaan. Niet is gesteld of gebleken dat een ontwerpwijzigingsplan ter inzage is gelegd of op korte termijn ter inzage zal worden gelegd.
2.4. [verzoekster] richt zich voorts tegen het plandeel voor de gronden met de bestemming "Centrum" en de aanduiding "bouwklasse ab/x" zonder de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2" ten zuiden van de woning van [verzoekster] op het perceel [locatie] te Hippolytushoef (hierna: het achterliggende plandeel). Zij betoogt dat de bouwhoogte ter plaatse niet is gematigd tot de bestaande bouwhoogte, zoals toegezegd in de nota van zienswijzen.
[verzoekster] betoogt verder dat de voorziene bouwhoogte voor het achterliggende plandeel niet leesbaar is zonder het bij de bouwklasses behorende bouwschema en dat dit schema ten onrechte geen deel uitmaakt van het langs elektronische weg vastgestelde plan.
2.4.1. Ter zitting heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat voor het achterliggende plandeel een verkeerde bouwklasse is voorzien. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat dit onderdeel betreft niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
2.4.2. Niet in geschil is dat het bouwschema, zoals weergegeven op de op papier vastgestelde verbeelding, geen deel uitmaakt van het langs elektronische weg vastgestelde plan. Dit brengt naar het oordeel van de voorzitter met zich dat de voorziene bouwhoogte voor het achterliggende plandeel onbegrensd is.
Nu uit het vorenstaande voortvloeit dat de voor het achterliggende plandeel voorziene bouwhoogte onbegrensd is, bestaat spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4.3. De voorzitter ziet in hetgeen in 2.4.1 is overwogen aanleiding ten aanzien van het achterliggende plandeel de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen en ziet in hetgeen in 2.3 is overwogen aanleiding het verzoek voor het overige af te wijzen.
2.5. De raad dient ten aanzien van [verzoekster] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Hollands Kroon van 10 november 2011, voor zover het betreft het plandeel voor de gronden met de bestemming "Centrum" en de aanduiding "bouwklasse ab/x" zonder de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2" ten zuiden van de woning van [verzoekster] op het perceel [locatie] te Hippolytushoef;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Hollands Kroon tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 184,38 (zegge: honderdvierentachtig euro en achtendertig cent);
III. gelast dat de raad van de gemeente Hollands Kroon aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Bošnjaković
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2012