201109238/1/A2.
Datum uitspraak: 30 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1], wonend te Amsterdam,
2. de stadsdeelraad van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 juli 2011 in zaak nr. 08/535 in het geding tussen:
Bij besluit van 30 januari 2007 heeft de stadsdeelraad een verzoek van [appellant sub 1] om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij besluit van 18 december 2007 heeft de stadsdeelraad het door [appellant sub 1] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 juli 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant sub 1] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 augustus 2011, en de stadsdeelraad bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 augustus 2011, hoger beroep ingesteld. [appellant sub 1] heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 17 oktober 2011.
[appellant sub 1] en de stadsdeelraad hebben ieder een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] en de stadsdeelraad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2012, waar [appellant sub 1] in persoon, bijgestaan door A.A.J. Plateijn, werkzaam bij Plateijn Consulting, en de stadsdeelraad, vertegenwoordigd door mr. E.J. Hetebrij, werkzaam bij het stadsdeel, vergezeld door mr. ir. P.F. Schreiber, werkzaam bij de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals dit artikel luidde ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, kent het college, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. [appellant sub 1], sinds 21 september 1983 eigenaar van het perceel [locatie] (hierna: het Motexterrein), heeft verzocht om vergoeding van planschade ten gevolge van het bestemmingsplan "De Hoge Dijk" (hierna: het bestemmingsplan), dat op 28 maart 2000 in werking is getreden, omdat ten gevolge van dat plan voorheen op het Motexterrein bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn vervallen.
2.3. De rechtbank heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: de StAB) als deskundige benoemd voor het instellen van een onderzoek. De StAB heeft in een verslag van 5 maart 2010 het bestemmingsplan vergeleken met het voorheen voor het Motexterrein geldende "Uitbreidingsplan in hoofdzaak 1961 gemeente Ouder Amstel" (hierna: het uitbreidingsplan). Volgens het StAB-verslag zijn de ingevolge het uitbreidingsplan op het Motexterrein bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden in het bestemmingsplan beperkt. Verder is in het StAB-verslag vermeld, dat het Motexterrein op de peildatum 28 maart 2000 verontreinigd was met zware metalen, PAK en asbest. De StAB heeft met instemming van de rechtbank taxateur P.W.M. Schiphorst ingeschakeld om de waarde van het Motexterrein per peildatum, voorafgaande en na de planologische verandering, te taxeren. Volgens het StAB-verslag heeft de taxateur zich op het standpunt gesteld dat de kosten van sanering van het Motexterrein, ongeacht de wijze van sanering, zodanig hoog zijn dat de waarde van het Motexterrein voor en na de planologische verandering op nihil moet worden gesteld en dat het Motexterrein derhalve ten gevolge van het bestemmingsplan niet in waarde is gedaald. Daarbij vermeldt de StAB dat de omstandigheid dat de grond vervuild is op zich al een drukkend effect heeft op de waarde van de grond, omdat een redelijk handelend en denkend koper, gezien de beschikbare gegevens en mogelijke risico’s, zeer terughoudend zal zijn ten aanzien van een mogelijke aankoop, waarbij volgens het StAB-verslag van belang is dat het Motexterrein niet zodanig uniek is, dat het ondanks de vervuiling een aantrekkelijk perceel is.
De StAB is op verzoek van de rechtbank in een nader verslag van 27 mei 2010 ingegaan op de reacties van [appellant sub 1] en de stadsdeelraad op het verslag van 5 maart 2010.
2.4. [appellant sub 1] betoogt dat de rechtbank ten onrechte is afgegaan op het verslag van de StAB van 5 maart 2010, voor zover dit verslag de taxatie van de waarde van het Motexterrein betreft. Hij voert aan dat de taxateur alleen is afgegaan op bij de stadsdeelraad ingewonnen informatie en geen hoor en wederhoor heeft toegepast. [appellant sub 1] stelt dat hij de taxateur, indien deze hoor en wederhoor had toegepast, zou hebben geïnformeerd over verschillende, in hoger beroep overgelegde, onderzoeken naar de vervuiling van het Motexterrein en de kosten van sanering daarvan. Volgens [appellant sub 1] zou de taxateur op grond van deze informatie de waarde van het Motexterrein voor en na de planologische verandering anders hebben getaxeerd. Gezien het voorgaande trekt [appellant sub 1] de onafhankelijkheid en objectiviteit van de taxateur in twijfel.
2.4.1. De rechtbank heeft het StAB-verslag van 5 maart 2010 bij brieven van 10 maart 2010 aan [appellant sub 1] en de stadsdeelraad gezonden en hen daarbij in de gelegenheid gesteld binnen vier weken op het verslag te reageren. Zowel [appellant sub 1] als de stadsdeelraad hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt. De StAB is op verzoek van de rechtbank in het nader verslag van 27 mei 2010 uitgebreid op hun reacties ingegaan. Dit betekent dat hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden over het door de StAB aan de rechtbank uitgebrachte verslag van 5 maart 2010, waaronder de van dat verslag deel uitmakende taxatie van de taxateur. De rechtbank heeft verder met juistheid overwogen, dat de taxatie op haar verzoek, onder verantwoordelijkheid van de StAB, door de taxateur is uitgevoerd en dat de rechtbank voorafgaande aan het inschakelen van de taxateur diens naam aan partijen bekend heeft gemaakt. Zo heeft de rechtbank bij brief van 8 januari 2010 [appellant sub 1] in de gelegenheid gesteld om binnen een week mee te delen of hij kan instemmen met het voorstel van de StAB om de taxatie van de waarde van het Motexterrein door taxateur Schiphorst te laten uitvoeren, waarop geen reactie is ontvangen. In het nader StAB-verslag van 27 mei 2010 is vermeld dat de taxateur veel ervaring heeft met het uitvoeren van complexe taxaties in het kader van een verzoek om vergoeding van planschade. In het nader StAB-verslag is verder vermeld dat een medewerker van de StAB met [appellant sub 1] en zijn adviseur, alsook met medewerkers van de stadsdeelraad, heeft gesproken, de daarbij verkregen informatie met de taxateur heeft gedeeld en samen met [appellant sub 1], zijn adviseur en de taxateur het Motexterrein heeft bezocht. Tevens is vermeld, dat de stadsdeelraad de taxateur op diens verzoek per e-mail enige aanvullende informatie omtrent de vervuiling van het Motexterrein heeft verstrekt, welke e-mail bij het nader StAB-verslag is gevoegd. De stelling van [appellant sub 1] in zijn schriftelijke reactie van 14 april 2010 dat tussen de taxateur en de stadsdeelraad intensief contact heeft plaatsgevonden is door de StAB als onjuist afgedaan. Gezien het voorgaande, heeft de rechtbank in hetgeen [appellant sub 1] op dit punt heeft aangevoerd terecht geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat de taxatie in het StAB-verslag van 5 maart 2010 onzorgvuldig tot stand is gekomen of dat deze anderszins gebreken bevat.
2.5. Het hoger beroep van [appellant sub 1] is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.6. Nu de aangevallen uitspraak in stand blijft, heeft de stadsdeelraad geen belang meer bij de behandeling van zijn hoger beroep. De Afdeling zal het hoger beroep van de stadsdeelraad daarom niet-ontvankelijk verklaren.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verklaart het hoger beroep van de stadsdeelraad Zuidoost niet-ontvankelijk;
III. bepaalt dat van de stadsdeelraad Zuidoost een griffierecht van € 454,00 (zegge: vierhonderdvierenvijftig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Oranje
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2012