ECLI:NL:RVS:2012:BW6913

Raad van State

Datum uitspraak
30 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201106563/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake subsidievaststelling voor renovatie atletiekbaan Deurne

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Stichting Atletiekaccommodatie Deurne tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had eerder het beroep van de Stichting ongegrond verklaard met betrekking tot de vaststelling van een subsidie voor de renovatie van de kunststoftoplaag van de atletiekbaan aan de Vloeieindsedreef 10 te Deurne. De subsidie was vastgesteld op € 234.642,00 door het college van burgemeester en wethouders van Deurne. De Stichting had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de subsidie correct was vastgesteld, waarbij de werkelijke kosten exclusief BTW in aanmerking waren genomen.

De Stichting betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat het subsidiebedrag inclusief BTW diende te zijn, en dat het college had toegezegd dat de terug te ontvangen BTW ten goede zou komen aan de Atletiek Vereniging Lopers Groep Deurne (AVLGD), mits deze aantoonbaar werd geïnvesteerd in sportvoorzieningen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat de subsidie exclusief BTW was vastgesteld. De Afdeling bevestigde dat de gemaakte afspraken over de terug te ontvangen BTW niet van toepassing waren, omdat de werkelijke kosten hoger waren dan aanvankelijk begroot.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de Stichting werd ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 mei 2012.

Uitspraak

201106563/1/A2.
Datum uitspraak: 30 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Atletiekaccommodatie Deurne (hierna: de Stichting), gevestigd te Milheeze, gemeente Gemert-Bakel,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 mei 2011 in zaak nr. 10/2987 in het geding tussen:
de Stichting
en
het college van burgemeester en wethouders van Deurne.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 maart 2010 heeft het college de aan de Stichting verleende subsidie ten behoeve van de renovatie van de kunststoftoplaag van de atletiekbaan aan de Vloeieindsedreef 10 te Deurne (hierna: de atletiekbaan) vastgesteld op € 234.642,00.
Bij besluit van 27 juli 2010 heeft het college het door de Stichting daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 mei 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door de Stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juni 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 11 juli 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2012, waar de Stichting, vertegenwoordigd door [secretaris] van de Stichting, bijgestaan door mr. G.R.A.G. Goorts, advocaat te Deurne, en het college, vertegenwoordigd door mr. Y.M.H. Titulaer en N.H.A. Verhagen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) stelt het bestuursorgaan, indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.
Ingevolge het derde lid worden, voor zover het subsidiebedrag afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.
2.2. Bij brief van 23 maart 2009 is aan de Atletiek Vereniging Lopers Groep Deurne (hierna: AVLGD) medegedeeld dat haar maximaal € 230.000,00 beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van de vervanging van de toplaag van de atletiekbaan, die bij haar in gebruik is. Als opdrachtgever voor deze renovatie is de Stichting opgericht. In het verslag van het overleg van 14 januari 2009 tussen het college en het bestuur van de AVLGD is in dit verband het volgende vermeld:
"De subsidie wordt inclusief BTW beschikbaar gesteld. Indien de AVLGD BTW-besparingen behaalt, dan komen deze besparingen ten goede aan de vereniging, op voorwaarde dat besparingen aantoonbaar geïnvesteerd worden in de sportvoorzieningen."
Omdat de kosten hoger waren dan aanvankelijk begroot en voorts onderhoud moest worden gepleegd aan de asfaltonderlaag, is bij besluit van 27 juni 2009 aan de Stichting een subsidie van € 246.000,00 verleend. Aan deze subsidie is onder meer het voorschrift verbonden dat de vast te stellen subsidie niet meer zal bedragen dan de werkelijke kosten met een maximumhoogte van de verleende subsidie. In het verslag van het overleg van 3 juni 2009 tussen het college en het bestuur van de AVLGD is, voor zover hier van belang, ter zake het volgende vermeld:
"De gemeente is bereid het tekort exclusief BTW extra te subsidiëren (van € 230.000 naar € 246.000); dit betekent dat alle door de vereniging te compenseren BTW nodig zal zijn ter bekostiging van de baan. Dhr. Slegers geeft aan dat de vereniging de bekostiging van haar overige plannen rekening heeft gehouden met de te compenseren BTW. Nu dat niet kan, betekent dat een extra zware last voor de vereniging waar geen rekening mee is gehouden."
Het college heeft bij zijn besluit van 23 maart 2010 de subsidie op een lager bedrag dan € 246.000,00 vastgesteld, omdat de werkelijke kosten, exclusief BTW, niet meer bedragen dan het vastgestelde bedrag en de Stichting bij de Belastingdienst aanspraak kan maken op teruggaaf van de afgedragen BTW.
2.3. De Stichting betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat bij het bedrag van de subsidie, voor zover betrekking hebbend op de kunststof toplaag, die bij het besluit van 29 juni 2009 is verleend, de BTW is inbegrepen. Volgens de Stichting diende het college de subsidie vast te stellen tot een bedrag inclusief BTW. Zij stelt in dit verband dat het college heeft toegezegd dat de terug te ontvangen BTW ten goede zou komen aan de AVLGD, op voorwaarde dat deze aantoonbaar wordt geïnvesteerd in de sportvoorzieningen.
2.3.1. De rechtbank is op goede gronden tot het oordeel gekomen dat in het bedrag van de bij besluit van 29 juni 2009 verleende subsidie de BTW niet is inbegrepen. Uit het verslag van de bespreking van 14 januari 2009 blijkt dat namens het college aanvankelijk is aangekondigd dat ten behoeve van de renovatie van de kunststof toplaag een subsidie zou worden toegekend van € 230.000,00, inclusief BTW. Dit is bij de brief van 23 maart 2009 aan het bestuur van de AVLGD medegedeeld. Vervolgens heeft Arcadis Nederland B.V. als laagste bieder een offerte uitgebracht ten bedrage van € 246.000,00 exclusief BTW. Dit bedrag komt overeen met de bij het besluit van 29 juni 2009 verleende subsidie. Hoewel dit niet expliciet in het besluit van 29 juni 2009 is vermeld, moet gelet hierop worden aangenomen dat het subsidiebedrag betrekking heeft op de kosten exclusief BTW.
Nu de subsidie is verleend op basis van de werkelijke kosten exclusief BTW, diende de subsidie, gelet op artikel 4:46, eerste lid, van de Awb, te worden vastgesteld op dezelfde berekeningsgrondslag. Deze werkelijke kosten bedragen € 234.642,00 exclusief BTW, het bedrag van de vastgestelde subsidie.
De rechtbank heeft voorts terecht geoordeeld dat geen toezegging is gedaan dat de terug te ontvangen BTW zou kunnen worden besteed aan andere sportvoorzieningen. Deze afspraak was gemaakt op basis van de veronderstelling dat de kosten van de vervanging van de kunststof toplaag niet meer zouden bedragen dan € 230.000,00 inclusief BTW, een bedrag dat het gemeentebestuur op dat moment al voor dit doel had gereserveerd. Nu de kosten van de vervanging van de kunststof toplaag aanmerkelijk hoger uitvielen dan dit bedrag, is de grondslag aan de gemaakte afspraak ontvallen. De hiervoor onder rechtsoverweging 2.2 aangehaalde passage van het verslag van het overleg 3 juni 2009 is naar het oordeel van de Afdeling maar voor één uitleg vatbaar. In dat overleg heeft het college aan het bestuur van de AVLGD kenbaar gemaakt dat in verband met de hogere kosten de van het eerst toegekende bedrag van € 230.000,00 terug te ontvangen BTW nodig zal zijn ter bekostiging van de baan en derhalve niet kan worden aangewend voor de bekostiging van andere sportvoorzieningen. Uit de reactie van het bestuur zoals in het verslag weergegeven, moet voorts worden afgeleid dat het deze mededeling ook dienovereenkomstig heeft opgevat.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2012
17.