ECLI:NL:RVS:2012:BW6893

Raad van State

Datum uitspraak
30 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109184/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking subsidie woningbouwproject gemeente Cuijk na niet tijdige start bouw

In deze zaak gaat het om de intrekking van een subsidie voor het woningbouwproject "Entrada Meuse" in de gemeente Cuijk. De minister voor Wonen, Wijken en Integratie had op 14 oktober 2010 de subsidie vastgesteld op € 0,00 en het betaalde voorschot van € 150.000,00 teruggevorderd. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van 17 december 2010, waarin het bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Cuijk gegrond werd verklaard, maar de subsidie alsnog werd ingetrokken omdat de start van de bouw niet in 2009 had plaatsgevonden, zoals vereist door de Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten 2009.

De rechtbank 's-Hertogenbosch had op 22 juli 2011 de beroepen van het college en de minister ongegrond verklaard. Het college ging in hoger beroep bij de Raad van State, waarbij het betoogde dat de voorbereidende werkzaamheden voor het woningbouwproject al waren gestart en dat de bouw kort na de veldcontrole op 13 januari 2010 was begonnen. De Raad van State oordeelde echter dat de minister terecht had vastgesteld dat de bouwkundige werkzaamheden pas op 1 september 2010 waren gestart, meer dan een half jaar na de veldcontrole.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister gehouden was de subsidie in te trekken op basis van de Regeling. Het college kon niet aantonen dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden, aangezien er geen bewijs was dat de minister in vergelijkbare gevallen anders had gehandeld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201109184/1/A2.
Datum uitspraak: 30 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Cuijk,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 juli 2011 in zaak nr. 11/363 in het geding tussen:
het college,
en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de minister).
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2010 heeft de minister voor Wonen, Wijken en Integratie de aan de gemeente Cuijk verleende subsidie voor het woningbouwproject "Entrada Meuse" vastgesteld op € 0,00 en het betaalde voorschot van € 150.000,00 teruggevorderd.
Bij besluit van 17 december 2010 heeft de minister het door het college daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 14 oktober 2010 herroepen en de beslissing van 7 augustus 2009, waarbij aan de gemeente Cuijk een bijdrage van 150.000,00 is verleend, ingetrokken.
Bij uitspraak van 22 juli 2011, verzonden op 26 juli 2011, heeft de rechtbank de door het college en de minister daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 augustus 2011, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2012, waar het college, vertegenwoordigd door E.T. Theunissen, werkzaam bij de gemeente, en de minister, vertegenwoordigd door mr. K. Ulmer, werkzaam bij het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, onderdeel Agentschap NL, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de opgeroepen [getuige] gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Wet stedelijke vernieuwing kan de minister voor Wonen, Wijken en Integratie (thans de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, hierna: de minister) bij wijze van uitzonderlijke en tijdelijke stimulans subsidie verstrekken voor activiteiten op het gebied van stedelijke vernieuwing volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of, indien spoed vereist is, bij ministeriële regeling gegeven regels.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder f, van de Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten 2009 (hierna: de Regeling), die ten tijde van belang gold, wordt onder start bouw verstaan: start van de bouwkundige werkzaamheden in verband met het woningbouwproject, of hervatting van de werkzaamheden.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, kan de minister subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de kosten verbonden aan het stimuleren van de bouw van woningen, die als gevolg van de huidige economische omstandigheden is vertraagd of stopgezet.
Ingevolge artikel 9, tweede lid, aanhef en onderdeel b, is aan de verlening van de subsidie in elk geval de voorwaarde verbonden dat de gemeente, aan welke subsidie is verleend, onder overlegging van de relevante stukken, zo spoedig mogelijk mededeling doet aan de minister van nieuwe omstandigheden die ertoe leiden dat de start bouw niet in 2009 plaatsvindt.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, voor zover hier van belang, kan de minister een onderzoek doen instellen teneinde vast te stellen of de start bouw in 2009 heeft plaatsgevonden.
Ingevolge artikel 13, voor zover hier van belang, wordt de subsidie ingetrokken, indien uit een mededeling als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel b, of uit een onderzoek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, blijkt dat de start bouw niet in 2009 heeft plaatsgevonden.
2.2. Bij brief van 12 maart 2010 heeft de minister bekend gemaakt dat onder start bouw als bedoeld in de Regeling moet worden verstaan: de eerste bouwkundige werkzaamheden zijn verricht, zoals het moment waarop de eerste heipaal in de grond is geslagen, een damwand is aangebracht die een constructieve functie blijft behouden en/of waarbij de fundering is gestort (van een afzonderlijke woning, een blok woningen of van de parkeergarage die onlosmakelijk met de woningen is verbonden). Bij deze brief heeft de minister voorts medegedeeld dat hij heeft besloten de woningen in de categorie "Voorbereidende werkzaamheden gestart" ook als in 2009 gestart te beschouwen. De werkzaamheden in deze categorie zijn op een zodanig punt gevorderd dat de bouwwerkzaamheden binnen korte termijn na de veldcontrole zijn gestart, aldus de brief van 12 maart 2010.
2.3. De minister heeft bij het besluit van 17 december 2010 de subsidie ingetrokken, omdat uit een onderzoek is gebleken dat de start van de bouw van 20 woningen, waarvoor de subsidie is verleend, niet in 2009 heeft plaatsgevonden.
2.4. Het college betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de voorbereidende werkzaamheden voor het woningbouwproject waren gestart, nu alle infrastructuur was aangelegd, zoals een bouwweg, kabels en leidingen voor openbare voorzieningen en nutsvoorzieningen waren gelegd en obstakels zoals bomen waren weggenomen. Volgens het college zijn deze werkzaamheden op één lijn te stellen met het bestaan van een onomkeerbaar proces van de bouwwerkzaamheden zelf. Voorts betoogt het college dat de bouw kort na de veldcontrole op 13 januari 2010 is gestart, nu deze heeft plaatsgevonden op 1 september 2010.
2.4.1. In de Toelichting van de Regeling is ten aanzien van onder meer artikel 1, aanhef onder f, het volgende vermeld:
"Vaak zal woningbouw gecombineerd worden met de realisatie van een parkeergarage, winkelvoorzieningen en dergelijke die een onlosmakelijk geheel met de woningen vormen. Bij de vraag of de realisatie in 2009 is gestart zal gekeken worden naar de start van het woningbouwproject. Zo zal bij woningen boven een parkeergarage uitgegaan worden van de bouwkundige werkzaamheden (b.v. het slaan van de eerste paal of de eerste betonstort) van de parkeergarage. De start van de bouw van de individuele woning kan in een dergelijk geval dus na 2009 plaatsvinden. Bij (blokken met) eengezinswoningen - die volgens de definitie niet bouwkundig met elkaar verbonden zijn - zal dus voor elk blok gestart moeten zijn met de bouwkundige werkzaamheden.
Bij de verbouw van een pand tot woningen wordt uitgegaan van de daadwerkelijke verbouwwerkzaamheden.
Voorbereidende werkzaamheden als bouwrijp maken en slopen worden niet gerekend tot de start van de bouw"
2.4.2. Uit artikel 1, aanhef en onder f, volgt dat bij de beoordeling of de bouw is gestart alleen van belang is of begonnen is met de bouwkundige werkzaamheden aan de op te richten woning of woningen. Onder de bouwkundige werkzaamheden zijn de door het college genoemde voorzieningen niet begrepen, reeds omdat deze worden aangelegd buiten de op te richten woningen. De ruime uitleg van het begrip "start bouw" in de brief van de minister van 12 maart 2010 betreft alleen de voorbereiding van de bouwkundige werkzaamheden, niet de voorbereidende handelingen zoals het aanleggen van infrastructurele voorzieningen en het bouwrijp maken van de grond. De minister was niet gehouden om, in strijd met de uit de toelichting blijkende reikwijdte van de Regeling, een ruimere uitleg aan de term "start bouw" te geven door ook andere dan bouwkundige werkzaamheden, die aan de eigenlijke bouw voorafgaan, daaronder te begrijpen.
Voorts heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de bouwwerkzaamheden niet kort na de veldcontrole zijn gestart. De minister kon zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat met "kort na" een periode van slechts enkele weken wordt bedoeld. De bouw is pas op 1 september 2010 gestart, derhalve meer dan een half jaar na de veldcontrole.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de minister, gelet op het bepaalde in artikel 13 van de Regeling, gehouden was de subsidie in te trekken. Hetgeen het college overigens ter onderbouwing van zijn betoog heeft aangevoerd behoeft derhalve geen bespreking.
Het betoog faalt.
2.5. Het college betoogt tevergeefs dat de minister het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is niet aannemelijk geworden dat de minister in vergelijkbare gevallen niet tot intrekking van de subsidie is overgegaan.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2012
17.