ECLI:NL:RVS:2012:BW6878

Raad van State

Datum uitspraak
30 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201105275/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de verlening van vrijstelling en reguliere bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Maastricht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Vereniging Buurtplatform Randwyck tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, die op 23 maart 2011 het beroep van de vereniging gegrond verklaarde en het besluit op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Maastricht vernietigde. De rechtbank had de vereniging niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar, wat de vereniging betwistte. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 30 mei 2012 uitspraak gedaan. De vereniging stelde dat zij als belanghebbende moet worden aangemerkt op basis van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzitter van de vereniging verklaarde dat de leden bestaan uit buurtbewoners die een bijdrage hebben geleverd aan de vereniging, maar er was onduidelijkheid over het aantal leden en hun betrokkenheid. De Afdeling heeft het onderzoek heropend en de vereniging verzocht om bewijs van het aantal geregistreerde leden, maar de vereniging heeft hier niet op gereageerd. De Afdeling concludeerde dat de vereniging niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de collectieve belangen van de bewoners van de wijk Randwyck behartigt. De rechtbank had terecht overwogen dat de vereniging niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat er geen sprake was van een bundeling van belangen die effectieve rechtsbescherming zou bieden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201105275/1/A1.
Datum uitspraak: 30 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging "Vereniging Buurtplatform Randwyck", gevestigd te Maastricht,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 23 maart 2011 in zaak nr. 08/755 in het geding tussen:
de vereniging
en
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 september 2007 heeft het college aan Servatius Woningstichting (hierna: de woningstichting) vrijstelling en reguliere bouwvergunning verleend voor het realiseren van het plan Campus Maastricht op de percelen P. Debyelaan/Oeslingerbaan te Maastricht.
Bij besluit van 8 april 2008 heeft het college het door de vereniging daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 maart 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door de vereniging daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit op bezwaar vernietigd, de vereniging alsnog niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vereniging bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 6 juni 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de woningstichting een schriftelijk uiteenzetting gegeven.
De vereniging heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 oktober 2011, waar de vereniging, vertegenwoordigd door G.M.M. Moerkerk, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.E.J.M. Vorstermans-Rompelberg, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de woningstichting, vertegenwoordigd door R. Marx en mr. P.A. Kok, advocaat te Woerden, als partij gehoord.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het
onderzoek heropend voor het inwinnen van schriftelijke inlichtingen. Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven.
2. Overwegingen
2.1. De vereniging betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vereniging geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bij het besluit op bezwaar.
2.1.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.1.2. Volgens artikel 2, eerste lid, van de statuten van de vereniging, voor zover thans van belang, is het doel van de vereniging:
a. het bevorderen, behouden en verbeteren van de leefbaarheid en het leefmilieu ten behoeve van hen die wonen in de wijk Randwyck in de gemeente Maastricht;
b. het behartigen van collectieve belangen van bewoners in de wijk Randwyck richting derden, een en ander ter beoordeling van het bestuur van de vereniging;
c. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
2.1.3. Ter zitting heeft de voorzitter van de vereniging, Moerkerk, verklaard dat de leden van de vereniging bestaan uit buurtbewoners die ten minste een bedrag van een euro hebben overgemaakt naar de bankrekening van de vereniging. Tevens heeft Moerkerk verklaard dat hem niet bekend is of deze contribuanten er zelf van op de hoogte zijn dat zij daardoor van de vereniging lid zijn en hij zich niet herinnert wanneer de laatste ledenvergadering heeft plaatsgevonden.
De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Awb het onderzoek heropend en Moerkerk verzocht stukken aan de Afdeling toe te zenden, waaruit het aantal geregistreerde betalende leden van de vereniging blijkt ten tijde van belang. Aan dit verzoek heeft de vereniging geen gevolg gegeven. Gelet hierop moet het ervoor worden gehouden, dat de vereniging geen leden heeft voor wier gezamenlijk belang zij in deze procedure opkomt. Verder heeft de vereniging niet aannemelijk gemaakt dat informatie is uitgewisseld tussen haar en de bewoners in de wijk Randwyck over het door de vereniging ingenomen standpunt in deze procedure, zodat de vereniging evenmin moet worden geacht voor het individuele belang van die bewoners op te komen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat niet is gebleken dat de vereniging door haar optreden in rechte in dit geval een bundeling van rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken individuele belangen tot stand brengt waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn, in vergelijking met het afzonderlijk optreden van een groot aantal individuele natuurlijke personen die door het bestreden besluit rechtstreeks in hun belangen worden getroffen. Nu geen sprake is van een bundeling van belangen in voormelde zin, kunnen de in artikel 1:2, derde lid, van de Awb genoemde feitelijke werkzaamheden hierin niet besloten worden geacht.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de vereniging bovendien onvoldoende met gegevens of bescheiden gestaafd dat zij feitelijke werkzaamheden heeft verricht ter behartiging van haar doelstellingen. Uit de door de vereniging overgelegde brief van 18 oktober 2011 met een opsomming van haar activiteiten, kan niet worden opgemaakt wanneer deze hebben plaatsgevonden. De vereniging heeft evenmin aangetoond dat enige communicatie heeft plaatsgevonden naar de bewoners van de wijk Randwyck over de in de brief genoemde werkzaamheden. Aldus is niet gebleken dat de vereniging bij die gestelde werkzaamheden de collectieve belangen van de bewoners heeft behartigd en de leefbaarheid en het leefmilieu van de woonwijk Randwyck heeft bevorderd als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de statuten van de vereniging.
Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college de vereniging ten onrechte heeft aangemerkt als belanghebbende bij het besluit op bezwaar.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Van Leeuwen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2012
543.