ECLI:NL:RVS:2012:BW5984

Raad van State

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109289/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Molenblok Varik en de ontvankelijkheid van appellanten

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Molenblok Varik" dat op 14 april 2011 door de raad van de gemeente Neerijnen is vastgesteld. Appellanten, bewoners van Varik, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat het plan niet voldoet aan de eisen van zorgvuldigheid en dat het onaanvaardbare gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid en het monumentale karakter van de omgeving. De Raad van State heeft de zaak op 10 april 2012 behandeld. Tijdens de zitting hebben de appellanten hun bezwaren toegelicht, bijgestaan door hun advocaat, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door verschillende ambtenaren en een vertegenwoordiger van de ontwikkelaar.

De Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het beroep van een aantal appellanten niet-ontvankelijk is, terwijl het beroep van de overige appellanten ontvankelijk is. De Afdeling heeft geoordeeld dat het bestemmingsplan in strijd is met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de lokale woningbehoefte en de gevolgen van het plan voor de omgeving. De Raad heeft het besluit van de raad van de gemeente Neerijnen vernietigd en de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige afwegingen bij de vaststelling van bestemmingsplannen en de noodzaak om de belangen van omwonenden serieus te nemen.

Uitspraak

201109289/1/R2.
Datum uitspraak: 16 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te Varik, gemeente Neerijnen,
en
de raad van de gemeente Neerijnen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 april 2011, kenmerk 2011-03-715, heeft de raad het bestemmingsplan "Molenblok Varik" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 augustus 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 april 2012, waar [appellanten], bijgestaan door mr. J.J. Draaijer, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.I. Blokland, ir. G.A. Harmelink en J.A. Janssen, bijgestaan door Van Arnhem Bouwgroep, vertegenwoordigd door de heer Van Arnhem, zijn verschenen.
2. Overwegingen
Ontvankelijkheid
2.1. De Afdeling is van oordeel dat het beroep, voor zover dit is ingesteld door [appellant C], [appellant D], [appellant E], [appellant F], [appellant G], [appellant H], [appellante I], [appellant J], [appellant K], [appellant L], [appellant M], [appellante N] en [appellant O], niet-ontvankelijk is. Zij verwijst voor de motivering van dit oordeel naar rechtsoverwegingen 2.2.1. en 2.2.2. in de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling van 18 oktober 2011, zaak nr.
201109289/2/R2. Ter zitting hebben [appellanten] het oordeel van de voorzitter ten aanzien van de ontvankelijkheid aanvaard.
Het plan
2.2. Het plan voorziet in de juridisch-planologische regeling van de nieuwbouw van 55 woningen, waaronder 5 woningen in het kader van de regeling "Ruimte voor ruimte". Het plangebied is gelegen tussen de Kerkstraat, de Achterstraat en de Waalbandijk te Varik.
Procedureel
2.3. [appellanten] betogen dat het plan op een onjuiste wijze tot stand is gekomen, nu geen overleg is gevoerd met de omwonenden over de inhoud van het plan en is geweigerd nader overleg met omwonenden te voeren over een mogelijke aanpassing van het plan.
2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat bij de voorbereiding van het plan is voldaan aan de wettelijke eisen die hieraan worden gesteld. Naast de wettelijke procedure is volgens de raad de mogelijkheid van inspraak geboden op het voorontwerp van het plan.
2.3.2. De Afdeling overweegt dat het voeren van overleg geen deel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het weigeren om overleg te voeren met omwonenden kan, wat daar verder ook van zij, daarom geen gevolgen hebben voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan.
Inhoudelijk
2.4. [appellanten] stellen dat het plan een onaanvaardbare toename van verkeersdrukte en van gevaarlijke situaties veroorzaakt op de Kerkstraat. Zij voeren hiertoe onder meer aan dat de verkeersintensiteit sterk zal toenemen en dat de geprojecteerde ontsluiting van de wijk onderaan de dijk en direct na het Veerhuis een onoverzichtelijke situatie creëert. Voorts is volgens hen ten onrechte slechts in één ontsluitingsweg voorzien voor het plangebied, hetgeen onvoldoende is met het oog op de veiligheid.
2.4.1. De raad stelt dat de berekende toename van ongeveer 385 motorvoertuigbewegingen per etmaal, waarvan ongeveer 58 motorvoertuigbewegingen op het drukste uur van de dag, die door de 55 te bouwen woningen zal worden gegenereerd, de capaciteit van de Kerkstraat niet te boven gaat.
2.4.2. Bij het opstellen van het plan is de raad uitgegaan van een bestaande verkeersintensiteit van ongeveer 331 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Uit tellingen die de raad heeft verricht in 2011 blijkt dat de bestaande intensiteit op de Kerkstraat ongeveer 221 motorvoertuigbewegingen per etmaal is. Onbetwist is verder dat de berekende verkeerstoename als gevolg van 55 woningen ongeveer 385 motorvoertuigbewegingen per etmaal zal zijn. [appellanten] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de capaciteit van de Kerkstraat onvoldoende is voor de verkeersintensiteit na de bouw van de voorziene woningen.
2.4.3. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de ontsluiting van de wijk op een onvoldoende veilige plaats is gesitueerd. Hierbij neemt zij in aanmerking dat de ontsluiting uitkomt op de Kerkstraat, waar een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt. Voorts is in het plan rekening gehouden met het zicht doordat de voorziene woningen ter plaatse van de ontsluiting op een afstand van ruim zeven meter van de Kerkstraat worden gesitueerd.
Ter zitting heeft de raad voorts toegelicht dat aan de noordzijde van het plangebied een calamiteitenuitrit is voorzien. De stelling van [appellanten] dat met één ontsluitingsweg de veiligheid onvoldoende is gewaarborgd, treft derhalve geen doel.
2.5. [appellanten] kunnen zich voorts niet verenigen met het plan, omdat de locatie ongeschikt is voor een woonwijk vanwege het monumentale karakter van het deel van Varik grenzend aan het plangebied.
2.5.1. De raad stelt dat het plan het monumentale karakter van het dorp niet aantast, omdat enkele landschapsontsierende opstallen vervangen worden door woningbouw die, aansluitend bij de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan 2004, recht doet aan de kwaliteiten van de omgeving.
2.5.2. Volgens de plantoelichting zijn de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan uit 2004 gehanteerd. Deze uitgangspunten houden in dat het uitzicht vanaf de dijk blijft bestaan, dat de molen als beeldbepalend element voldoende vrij blijft staan, dat de relatief open groene structuur wordt hersteld en dat de nieuwe bebouwingsstructuur wordt ingepast op een manier die recht doet aan de kwaliteiten van het dijklandschap, het weidegebied en de huidige dorpsrand.
2.5.3. Niet in geschil is dat het plan invloed heeft op het dorpsgezicht van Varik. De Afdeling is van oordeel dat het plan het karakter van het dorp niet dusdanig aantast dat de raad niet in redelijkheid een woonwijk van deze aard en omvang op deze locatie had mogen situeren. Hierbij is in aanmerking genomen dat het plan, mede gelet op de uitgangspunten die bij het opstellen ervan zijn gehanteerd, rekening houdt met de omgeving doordat het uitzicht op de molen en doorzichten van en naar de dijk behouden blijven. Voorts is niet zonder belang dat de woonwijk enige opstallen van een voormalig landbouwbedrijf vervangt.
2.6. Verder stellen [appellanten] dat het plan ten onrechte voorziet in de mogelijkheid om veel woningen te bouwen in de nabijheid van het monumentale Veerhuis waarin een horecabedrijf is gevestigd. Door de hogere ligging van het Veerhuis komt de voorziene woonwijk geheel in het zicht te liggen, zodat de rust en het vrije uitzicht van de gasten, die hiervoor het Veerhuis bezoeken, verloren gaan. Hierbij betrekken zij dat de bosschage die is gelegen tussen het Veerhuis en de voorziene woningen niet als zodanig is bestemd, zodat het behoud hiervan niet is gewaarborgd.
2.6.1. Het Veerhuis is volgens de raad met name gericht op de zijde van de Waalbandijk, terwijl de te bouwen woningen op enige afstand van de achterzijde van het Veerhuis komen te staan. De bezoekers van het Veerhuis zullen volgens de raad dan ook geen aanmerkelijke hinder en verstoring van het uitzicht ondervinden.
2.6.2. Ten aanzien van het Veerhuis overweegt de Afdeling dat er geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht. Voorts heeft de raad aannemelijk gemaakt dat het functioneren en de vormgeving van het Veerhuis vrijwel volledig zijn gericht op de Waalbandijk. Verder zijn de in het plan voorziene woningen niet direct naast het Veerhuis gesitueerd en bevindt zich tussen het perceel waar het Veerhuis op staat en het plangebied een strook gemeentegrond met groen en deels hoog opgaande bomen, waarvan de raad heeft gesteld dat deze zullen worden behouden. De verandering van het uitzicht ter plaatse van het Veerhuis is naar het oordeel van de Afdeling niet van zodanige aard dat de raad bij afweging van de belangen zou moeten afzien van de voorziene woningbouw binnen het plangebied.
2.6.3. Voor zover het betoog van [appellanten] ertoe strekt dat de bestaande groenstrook met bomen ten onrechte buiten het plangebied is gelaten en als zodanig binnen het plan had moeten worden opgenomen overweegt de Afdeling als volgt. Gelet op de systematiek van de Wro komt de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de groenstrook waarop bomen staan niet onlosmakelijk samenhangt met het plangebied en bovendien niet wordt aangetast door het plan.
2.7. Voorts betogen [appellanten] dat het plan in strijd is met het gemeentelijke, provinciale en rijksbeleid, omdat het plan leidt tot aantasting van natuurwaarden, op een korte afstand ligt van de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS), van een Vogelrichtlijngebied en van een Habitatrichtlijngebied en een storende invloed heeft op een nabij gelegen stiltegebied. De door de raad uitgevoerde natuurtoets is volgens hen niet meer actueel en op basis van een destijds voorzien aantal van 25 woningen uitgevoerd in plaats van het door het plan mogelijk gemaakte aantal van 55 woningen.
2.7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat in de in opdracht van het gemeentebestuur door Grontmij Nederland B.V. opgestelde "Natuurtoets Varik" van 12 oktober 2005, die is uitgevoerd ten behoeve van het plan en in de aanvullende "Natuurtoets Molenblok Varik" van 14 oktober 2011, die de raad door Grontmij Nederland B.V. als actualisering van de eerdere natuurtoets heeft laten uitvoeren, geen aanleiding is te vinden om het plan in strijd te achten met wetgeving of beleid.
2.7.2. In de plantoelichting zijn de resultaten van de natuurtoets uit 2005 weergegeven. In deze toets is, naast het onderzoek naar de gevolgen van het plan voor beschermde soorten, mede de externe werking op het aan de andere zijde van de Waalbandijk gelegen Natura-2000 gebied onderzocht, alsmede de mogelijkheid van aantasting van de EHS. Uit deze toets is gebleken dat er geen negatieve gevolgen zullen zijn voor beschermde soorten binnen het plangebied en geen significante gevolgen zullen optreden binnen het Natura-2000 gebied. Volgens deze natuurtoets hoeft geen ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet te worden aangevraagd indien de werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van het plan plaatsvinden buiten het broedseizoen. Voorts is het volgens deze toets niet aannemelijk dat de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS worden aangetast. De resultaten van de natuurtoets uit 2005 zijn bevestigd in de actualisering van 2011.
Uit het door [appellanten] aangevoerde is niet aannemelijk geworden dat de natuurtoets uit 2005 zodanige gebreken dan wel leemten in kennis bevat dat de raad bij het vaststellen van het plan niet in redelijkheid van de resultaten van deze toets heeft mogen uitgaan.
2.7.3. Ten aanzien van de gestelde strijd met het provinciale beleid inzake stiltegebieden overweegt de Afdeling dat de raad niet is gebonden aan het provinciale beleid. Wel dient de raad daarmee rekening te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken. Nu in de plantoelichting expliciet aandacht is besteed aan het beleid omtrent stiltegebieden, en de raad ter zitting heeft toegelicht dat door het plan geen aanmerkelijke verkeerstoename zal plaatsvinden direct grenzend aan het stiltegebied, is niet aannemelijk gemaakt dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met het provinciale beleid inzake stiltegebieden.
2.8. Verder stellen [appellanten] dat het plan maatschappelijk en economisch niet uitvoerbaar is. Zij voeren hiertoe aan dat bij de bevolking geen draagvlak bestaat voor het plan en dat er geen of onvoldoende rekening is gehouden met de uit te keren planschade ten gevolge van het vaststellen van het plan.
2.8.1. Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid stelt de raad dat de gronden in eigendom zijn van de gemeente en verkocht worden aan de ontwikkelaar. Bij het vaststellen van de grondprijs wordt rekening gehouden met de ingeschatte kosten van de planschade, aldus de raad.
2.8.2. In de plantoelichting is beschreven op welke wijze burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het plan zijn betrokken.
Voorts heeft de raad ter zitting toegelicht dat bij de ingeschatte kosten van planschade die zijn verwerkt in de grondprijs, is gerekend met een bedrag waarin het normaal maatschappelijk risico niet is verwerkt, zodat de te verwachten planschade lager zal zijn dan hetgeen waarmee ten behoeve van het plan rekening is gehouden. Gelet hierop ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad op voorhand het plan vanwege het planschaderisico niet economisch uitvoerbaar had moeten achten.
Door [appellanten] zijn geen andere feiten of omstandigheden genoemd die aanleiding geven om te oordelen dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet uitvoerbaar is.
2.9. Tot slot betogen [appellanten], mede onder verwijzing naar de demografische ontwikkelingen die wijzen op bevolkingskrimp, dat aan de in het plan voorziene woningen geen behoefte bestaat en dat het plan in zoverre in strijd is met het provinciaal beleid op dat punt, zoals is neergelegd in het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019.
2.9.1. De raad stelt dat in de kern Varik een toename van de lokale woningbehoefte ontstaat van 50 woningen in de periode 2010-2020. Volgens de raad sluit het plan, waarin 55 woningen, waarvan 5 woningen in het kader van de regeling "Ruimte voor ruimte" zijn voorzien, naadloos aan bij deze behoefte. Daarbij biedt het plan de nodige flexibiliteit om in te springen op een verandering in de woningbehoefte binnen de planperiode, aldus de raad. De raad stelt voorts dat het plan in overeenstemming is met het provinciaal beleid. Dit blijkt onder meer uit de provinciale betrokkenheid bij het plan, aldus de raad.
2.9.2. In het verweer en ter zitting heeft de raad toegelicht dat naar aanleiding van de naar beneden bijgestelde prognoses van de bevolkingsontwikkeling in de gemeente Neerijnen en het provinciale beleid, de voorziene woningbehoefte voor de kern Varik naar beneden is bijgesteld. De raad heeft in verband hiermee zijn motivering aangevuld met het rapport "Kwalitatieve woningbehoefte Neerijnen" van 24 juni 2011, opgesteld door Companen in opdracht van de gemeente Neerijnen en de corporaties De Kernen en De Goede Woning Neerijnen. Uit dit rapport blijkt een te verwachten toename van de woningbehoefte in de kern Varik tot 2020 van ongeveer 50 woningen, voornamelijk als gevolg van een daling van de gemiddelde woningbezetting binnen de kern Varik. De lokale vraag komt met name van jongeren, starters en senioren. Verder wordt in dit rapport gesteld dat de nieuwbouw zich met name op de huursector moet richten en dan op het zogenoemde nultredensegment. De raad heeft op basis van deze gegevens met het plan willen voorzien in de lokale woningbehoefte binnen de planperiode van in beginsel tien jaar. Van een behoefte aan woningen vanuit buiten de kern Varik is niet gebleken.
Het plan bevat evenwel geen regeling die in de door de raad genoemde flexibiliteit in de typen te bouwen woningen voorziet. In de planregels is binnen de bestemming "Wonen" een onderscheid gemaakt tussen de aanduidingen "aaneengebouwd", "twee-aaneen" en "vrijstaand". Op de verbeelding is een aanzienlijk deel van het plangebied bestemd voor vrijstaande en twee-aaneen woningen, terwijl niet is gebleken dat de woningbehoefte in de kern Varik binnen de planperiode zich in het bijzonder richt op dit type woningen. Ook bevat het plan geen regeling voor een fasering van de bouw van de woningen in het plangebied. De raad heeft niet aannemelijk gemaakt dat aldus met het plan wordt bereikt dat in de geleidelijk toenemende lokale woningbehoefte gedurende de planperiode wordt voorzien. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
Proceskosten
2.10. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van [appellanten] te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover ingediend door [appellant C], [appellant D], [appellant E], [appellant F], [appellant G], [appellant H], [appellante I], [appellant J], [appellant K], [appellant L], [appellant M], [appellante N] en [appellant O];
II. verklaart het beroep, voor zover ontvankelijk, gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Neerijnen van 14 april 2011, kenmerk 2011-03-715, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Molenblok Varik";
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Neerijnen tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] en anderen, voor zover zij ontvankelijk zijn, in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.258,92 (zegge: twaalfhonderdachtenvijftig euro en tweeënnegentig cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat de raad van de gemeente Neerijnen aan [appellant A] en [appellant B] en anderen, voor zover zij ontvankelijk zijn, het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Plambeck
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2012
12-723.