201107994/1/A3.
Datum uitspraak: 16 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Elsloo, gemeente Stein,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 20 juni 2011 in zaak nr. 10/489 in het geding tussen:
de burgemeester van Stein.
Bij besluit van 23 juni 2008 heeft de burgemeester aan Café de Conincx V.O.F., met als vennoten [vennoot A] en [vennoot B], vergunning verleend voor de exploitatie van een horecabedrijf (hierna: de inrichting) gelegen aan de Dorpstraat 28 te Elsloo, gemeente Stein.
Bij besluit van 3 maart 2010 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 juni 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juli 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 12 augustus 2011.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 maart 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. W. Mesters, en de burgemeester, vertegenwoordigd door S.J.M. Rovers en J.W.M. van Kuijck, beiden werkzaam bij de gemeente Stein, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2.3.1.2, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Stein 2006 (hierna: Apv 2006), zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, is het verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
Ingevolge artikel 2:28, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Stein 2010 (hierna: Apv 2010) is het verboden een horecabedrijf te exploiteren, indien naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, gelden besluiten, genomen krachtens de Apv 2006 of voorafgaande Algemene plaatselijke verordeningen, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, als besluiten genomen krachtens deze verordening.
2.2. Op 1 oktober 2010 is de Apv 2010 in werking getreden waarbij de Apv 2006 is ingetrokken. Niet in geschil is dat ingevolge de Apv 2010 geen vergunningplicht meer geldt voor de exploitatie van een horecabedrijf. De bij het besluit van 23 juni 2008 verleende vergunning voor het exploiteren van de inrichting is van rechtswege vervallen. Intrekking door het college van die vergunning is hiervoor niet noodzakelijk.
Ingevolge de Apv 2010 geldt in de plaats van de vergunningplicht een verbodsbepaling die van toepassing is als naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. De burgemeester kan in plaats van vooraf achteraf, dus nadat de exploitatie van een horecabedrijf is gestart, handhavend optreden tegen die exploitatie indien wordt voldaan aan het criterium neergelegd in artikel 2:28, eerste lid, van de Apv 2010. Deze Apv kent geen vergunningstelsel voor de exploitatie van de inrichting.
Gelet op het voorgaande en nu [appellant] voorts niet heeft gesteld en tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt schade te hebben geleden door het in bezwaar gehandhaafde besluit van 23 juni 2008, is de Afdeling van oordeel dat [appellant] geen belang heeft bij een inhoudelijk oordeel over het door hem ingestelde hoger beroep. Met vernietiging van de bij besluit van 23 juni 2008 aan de inrichting verleende exploitatievergunning kan [appellant] rechtens immers niets meer bereiken.
2.3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2012