201105113/1/R2.
Datum uitspraak: 16 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Amersfoort,
de raad van de gemeente Amersfoort,
verweerder.
Bij besluit van 8 februari 2011, kenmerk no. 3597705, heeft de raad het bestemmingsplan "Station Hoevelaken" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 mei 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad van de gemeente Nijkerk heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak, tezamen met zaak nr. 201100691/1, ter zitting behandeld op 2 april 2012, waar [appellante] en de raad, vertegenwoordigd door ing. W.R.H. van Santen-Buma, zijn verschenen. Tevens zijn de raad van de gemeente Nijkerk, vertegenwoordigd door H. Visser Msc en H. Kasteel, Prorail B.V., vertegenwoordigd door mr. L. van Raaij en drs. J.G.N. van Leersum, en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, vertegenwoordigd door P.G.A.L. Evers, daar gehoord.
2.1. Met het plan wordt beoogd de bouw van een nieuw station langs de spoorlijn tussen Amersfoort en Apeldoorn met bijbehorende voorzieningen mogelijk te maken. In de gemeente Nijkerk zal een parkeerterrein worden gerealiseerd.
2.2. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover hier van belang, kan een belanghebbende bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep instellen tegen een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.3. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het perceel van [appellante] op een afstand van ongeveer 900 meter van het plangebied is gelegen. Voorts is gebleken dat het perceel van [appellante] is gelegen aan een zijweg die aansluit op de Stoutenburgerlaan en op een afstand van ongeveer 200 meter van de Stoutenburgerlaan ligt. Voorts heeft [appellante] ter zitting bevestigd dat zij geen zicht op het plangebied heeft. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt, is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om op deze gronden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen.
[appellante] heeft aangevoerd dat zij desalniettemin een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang heeft, nu zij voor de ontsluiting van haar perceel afhankelijk is van de Stoutenburgerlaan en meerdere keren per dag van de Stoutenburgerlaan gebruik maakt en daarom nadelige gevolgen zal ondervinden van de toename van de verkeersdrukte op die weg ten gevolge van de in het plan voorziene ontwikkelingen. Naar het oordeel van de Afdeling is het enkele feit dat [appellante] afhankelijk is van de aansluiting van de weg waaraan haar perceel ligt op de Stoutenburgerlaan en om die reden regelmatig van de Stoutenburgerlaan gebruik maakt, niet voldoende om aan te nemen dat zij belanghebbende is bij de in het plan voorziene ontwikkelingen. Zij onderscheidt zich daarin niet voldoende van andere aanwonenden en de talrijke andere gebruikers van de Stoutenburgerlaan. Voorts heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij als aanwonende van de zijweg die aansluit op de Stoutenburgerlaan nadelige gevolgen zal ondervinden van sluipverkeer ten gevolge van de in het plan voorziene ontwikkelingen, nu [appellante] ter zitting zelf heeft verklaard dat sluipverkeer bij haar perceel niet goed mogelijk is.
De conclusie is dat [appellante] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en dat zij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, geen beroep kan instellen.
2.4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Vogel-Carprieaux
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2012