ECLI:NL:RVS:2012:BW5971

Raad van State

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100691/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestemmingsplan 'Station Hoevelaken-Nijkerk' niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Raad van State op 16 mei 2012 uitspraak gedaan over het beroep van een appellante tegen het bestemmingsplan 'Station Hoevelaken-Nijkerk', dat op 28 oktober 2010 door de raad van de gemeente Nijkerk was vastgesteld. De appellante heeft op 17 januari 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij stelde dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt. De raad van de gemeente Amersfoort heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en de zaak is op 2 april 2012 ter zitting behandeld.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de afstand van het perceel van de appellante tot het plangebied ongeveer 900 meter bedraagt. Daarnaast ligt het perceel aan een zijweg die op ongeveer 200 meter van de Stoutenburgerlaan ligt, waar de appellante regelmatig gebruik van maakt. De Afdeling oordeelde dat deze afstand te groot is om aan te nemen dat de appellante een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang heeft. De appellante heeft weliswaar aangevoerd dat zij nadelige gevolgen zal ondervinden van de toename van de verkeersdrukte, maar de Afdeling oordeelde dat dit argument niet voldoende is om haar als belanghebbende aan te merken.

Uiteindelijk concludeerde de Afdeling dat de appellante geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en dat zij daarom geen beroep kan instellen tegen het bestemmingsplan. Het beroep werd derhalve niet-ontvankelijk verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

201100691/1/R2.
Datum uitspraak: 16 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Nijkerk,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2010 heeft de raad het bestemmingsplan
"Station Hoevelaken-Nijkerk" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 januari 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad van de gemeente Amersfoort heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak, tezamen met zaak nr. 201105113/1, ter zitting behandeld op 2 april 2012, waar [appellante] en de raad, vertegenwoordigd door H. Visser Msc en H. Kasteel, zijn verschenen. Tevens zijn de raad van de gemeente Amersfoort, vertegenwoordigd door ing. W.R.H. van Santen-Buma, Prorail B.V., vertegenwoordigd door mr. L. van Raaij en drs. J.G.N. van Leersum, en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, vertegenwoordigd door P.G.A.L. Evers, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in de aanleg van een parkeerterrein met bijbehorende voorzieningen, behorend bij de bouw van een station langs de spoorlijn tussen Amersfoort en Apeldoorn.
Belanghebbendheid
2.2. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover hier van belang, kan een belanghebbende bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep instellen tegen een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.3. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het perceel van [appellante] op een afstand van ongeveer 900 meter van het plangebied is gelegen. Voorts is gebleken dat het perceel van [appellante] is gelegen aan een zijweg die aansluit op de Stoutenburgerlaan en op een afstand van ongeveer 200 meter van de Stoutenburgerlaan ligt. Voorts heeft [appellante] ter zitting bevestigd dat zij geen zicht op het plangebied heeft. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt, is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om op deze gronden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen.
[appellante] heeft aangevoerd dat zij desalniettemin een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang heeft, nu zij voor de ontsluiting van haar perceel afhankelijk is van de Stoutenburgerlaan en meerdere keren per dag van de Stoutenburgerlaan gebruik maakt en daarom nadelige gevolgen zal ondervinden van de toename van de verkeersdrukte op die weg ten gevolge van de in het plan voorziene ontwikkelingen. Naar het oordeel van de Afdeling is het enkele feit dat [appellante] afhankelijk is van de aansluiting van de weg waaraan haar perceel ligt op de Stoutenburgerlaan en om die reden regelmatig van de Stoutenburgerlaan gebruik maakt, niet voldoende om aan te nemen dat zij belanghebbende is bij de in het plan voorziene ontwikkelingen. Zij onderscheidt zich daarin niet voldoende van andere aanwonenden en de talrijke andere gebruikers van de Stoutenburgerlaan. Voorts heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij als aanwonende van de zijweg die aansluit op de Stoutenburgerlaan nadelige gevolgen zal ondervinden van sluipverkeer ten gevolge van de in het plan voorziene ontwikkelingen, nu [appellante] ter zitting zelf heeft verklaard dat sluipverkeer bij haar perceel niet goed mogelijk is.
De conclusie is dat [appellante] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en dat zij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, geen beroep kan instellen.
2.4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Vogel-Carprieaux
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2012
159-726.