201111169/1/A1.
Datum uitspraak: 16 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
C&L Fitness & Health B.V., gevestigd te Venlo,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 12 september 2011 in zaken nrs. 10/1592 en 10/1593 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Venlo.
Bij besluit van 21 september 2010 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hypermarkten Holland B.V. ontheffing verleend voor het vestigen van een Health City fitness centrum op het perceel Nijmeegseweg 8a (eerste verdieping) te Venlo.
Bij uitspraak van 12 september 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door C&L Fitness & Health daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft C&L Fitness & Health bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 oktober 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2012, waar C&L Fitness & Health, vertegenwoordigd door A. Troquay, bijgestaan door mr. C. Billen, en het college, vertegenwoordig door J.M.G. Vincken, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is verschenen Hypermarkten Holland, vertegenwoordigd door G.J.P.M. Liebregts.
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Woonthemacentrum Venlo" rust op het perceel de bestemming "Perifere detailhandel, thema wonen-PD(W)".
Teneinde het gebruik als fitnesscentrum toe te staan heeft het college ontheffing verleend krachtens artikel 3.23, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), gelezen in verbinding met artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: de Bro).
2.2. Ingevolge artikel 3.23, eerste lid, van de Wro, zoals dat luidde ten tijde van belang, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van bij of krachtens bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen ontheffing verlenen van het bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro, zoals dat luidde ten tijde van belang, komt voor de toepassing van artikel 3.23, eerste lid, van de Wro in aanmerking: het wijzigen van het gebruik van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits:
1e. de gebruikswijziging plaatsvindt binnen de bebouwde kom;
2e. de gebruikswijziging betrekking heeft op een bruto-vloeroppervlakte van niet meer dan 1500 m², en
3e. het aantal woningen gelijk blijft.
2.3. C&L Fitness & Health betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de wijziging van het gebruik ziet op een vloeroppervlak van 1500 m² of minder, zodat het college volgens de rechtbank bevoegd moet worden geacht ontheffing te verlenen. C&L Fitness & Health voert daartoe aan dat ook de overige op de verdieping aanwezige ruimten worden gebruikt ten behoeve van het fitnesscentrum en de oppervlakte van die ruimten dan ook bij de berekening van de totale bruto-vloeroppervlakte moet worden betrokken. Zij voert voorts aan dat een aantal ruimten mogelijk op een later moment ook als fitnesscentrum in gebruik zal worden genomen.
2.3.1. Uit de bij het besluit behorende tekening blijkt dat de totale verdieping waar Hypermarkten Holland het fitnesscentrum wil vestigen groter is dan 1500 m². Uit die tekening blijkt voorts dat op die verdieping in de ruimte waarin het fitnesscentrum zal worden gevestigd, een tweetal technische ruimten aanwezig is, en dat daarnaast een aantal loze ruimten aanwezig is, die door middel van een scheidingswand, waarin deuren zijn aangebracht, van de ruimte waarin het fitnesscentrum zal worden gevestigd afgescheiden zijn.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de aanvraag om ontheffing alleen betrekking heeft op de ruimte waarin het fitnesscentrum zal worden gevestigd, welke een kleiner oppervlakte heeft dan 1500 m², en dat het college alleen daarvoor ontheffing heeft verleend. Door C&L Fitness & Health is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de hiervoor vermelde loze ruimten ten behoeve van het fitnesscentrum zullen worden gebruikt. Dat, zoals C&L Fitness & Health betoogt, op de tekening in de scheidingswand deuren zijn aangebracht, is hiervoor niet voldoende. Het betoog van C&L Fitness & Health dat de loze ruimten mogelijk op termijn ten behoeve van het fitnesscentrum in gebruik zullen worden genomen, maakt het vorenstaande niet anders. Indien die loze ruimten als zodanig zullen worden gebruikt, zal het college, zoals het ter zitting van de Afdeling heeft bevestigd, daartegen handhavend optreden.
Voor zover C&L Fitness & Health betoogt dat ook de technische ruimten bij de berekening van de oppervlakte moeten worden meegenomen, wordt overwogen dat, zoals ter zitting is komen vast te staan, ook indien die ruimten bij de berekening zouden worden betrokken, de oppervlakte niet meer zal zijn dan 1500 m². Gelet hierop heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college bevoegd was met toepassing van artikel 3.23, eerste lid, van de Wro, gelezen in verbinding met artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro, ontheffing te verlenen. Het betoog faalt.
2.4. C&L Fitness & Health betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college bij de belangenafweging onvoldoende gewicht heeft toegekend aan haar concurrentiebelangen en de door de omwonenden te ondervinden overlast.
2.4.1. Het college heeft zich in het besluit van 21 september 2010, gelezen in samenhang met het daarin ingelaste verslag van de zienswijzen, op het standpunt gesteld dat voor het nemen van een besluit tot ontheffing alle belangen, waaronder ook de belangen van de omwonenden (inclusief omringende bedrijven), tegen elkaar dienen te worden afgewogen. Het is, aldus het college, na afweging van alle belangen, niet gebleken dat het verzoek zal leiden tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de leefomgeving. Tegen het verzoek bestaat uit ruimtelijk oogpunt geen bezwaar. Het college heeft hierbij in aanmerking genomen dat wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen, dat de ruimtelijke effecten, nu sprake is van een gebruikswijziging in een bestaand gebouw, nihil zijn, dat van een structurele ontwrichting van het voorzieningenniveau geen sprake zal zijn en dat de mogelijkheden voor het verhuren van de eerste verdieping aan een woongerelateerde formule, gelet op het niveauverschil, beperkt zijn, zodat het ontbreken van synergie met de overige functies binnen het woonthemacentrum niet op weegt tegen een mogelijke langdurige leegstand van het object met alle negatieve neveneffecten van dien.
In hetgeen C&L Fitness & Health heeft aangevoerd, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college bij de afweging van de belangen in redelijkheid het belang van Hypermarkten Holland bij het verlenen van de ontheffing heeft kunnen laten prevaleren.
2.5. C&L Fitness & Health betoogt tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het verlenen van vrijstelling in strijd is met de gemeentelijke sportnota 'Venlo méér in beweging 2008-2013'. In deze nota zijn slechts visie en ambities geformuleerd en daaruit blijkt niet dat hiermee locatiebeleid voor commerciële sportvoorzieningen is vastgesteld. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college in deze nota aanleiding had moeten zien ontheffing voor een fitnesscentrum op het perceel te weigeren. De door C&L Fitness & Health overgelegde nota 'Ruimte voor Sport in Venlo' leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat in die nota uitdrukkelijk is vermeld dat die nota slechts betrekking heeft op de gemeentelijke sportvoorzieningen.
2.6. C&L Fitness & Health betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de ontheffing niet in strijd is met het beleid, zoals neergelegd in de 'Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008'. Zij voert daartoe aan dat uit de Structuurvisie niet blijkt dat een fitnesscentrum op de locatie Via Venlo is toegestaan. Het college had moeten motiveren waarom dit toch wenselijk wordt geacht.
2.6.1. In paragraaf 3.2.1 van de Structuurvisie is, voor zover thans van belang, vermeld dat Via Venlo plaats biedt aan een significante clustering van grootschalige detailhandel, op een goed ontsloten locatie ten opzichte van het centrum en de snelweg en dat Via Venlo herkenbaar moet blijven als cluster van grootschalige detailhandel; verbreding van het aanbod met reguliere detailhandel is ongewenst. Zoals de rechtbank heeft overwogen, sluit de Structuurvisie niet uit en verbiedt deze evenmin dat op de locatie andere activiteiten, zoals een fitnesscentrum, worden gevestigd. De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het college gelet op de Structuurvisie in redelijkheid de ontheffing had moeten weigeren.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Dorst
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2012