ECLI:NL:RVS:2012:BW5947

Raad van State

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201106891/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing voor het plaatsen van pontons en een loopbrug in de Nieuwe Vaart

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum had op 8 juli 2010 ontheffing verleend voor het plaatsen van twee pontons en een loopbrug in de Nieuwe Vaart. De appellant, bewoner van een woonboot, maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het dagelijks bestuur verklaarde zijn bezwaar op 13 oktober 2010 niet-ontvankelijk. De rechtbank Amsterdam verklaarde op 17 mei 2011 het beroep van de appellant eveneens niet-ontvankelijk, omdat het beroepschrift geen gronden bevatte zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De appellant ging in hoger beroep bij de Raad van State, waar de zaak op 17 april 2012 ter zitting werd behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroepschrift van de appellant niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5 van de Awb. De appellant had de gelegenheid gekregen om gronden aan te voeren, maar had dit niet gedaan. De Afdeling onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 16 mei 2012.

Uitspraak

201106891/1/A3.
Datum uitspraak: 16 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 mei 2011 in zaak nr. 10/5675 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2010 heeft het dagelijks bestuur aan het stadsdeel ontheffing verleend voor het plaatsen van twee pontons en een loopbrug in de Nieuwe Vaart.
Bij besluit van 13 oktober 2010 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 17 mei 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juni 2011, hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2012, waar [appellant], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. E.G. Blees, werkzaam bij het stadsdeel, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bevat het bezwaar- of beroepschrift ten minste de gronden van het bezwaar of beroep.
Ingevolge artikel 6:6 kan het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2.2. [appellant] is bewoner van een woonboot genaamd [naam]. Wegens uitbreiding van Artis dient voor een aantal woonboten, waaronder de [naam], een nieuwe ligplaats te worden gevonden. Hiertoe heeft het stadsdeel ontheffing aangevraagd voor het plaatsen van twee pontons en een loopbrug ten behoeve van een aantal nieuwe ligplaatsen in de
Nieuwe Vaart.
2.3. Nadat [appellant] bij brief van 25 november 2010 in de gelegenheid is gesteld gronden aan te voeren, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift naar haar oordeel geen gronden bevat, zoals vereist ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en
onder d, van de Awb en de reactie op de brief van 25 november 2010 evenmin, zodat het gebrek niet is hersteld.
2.4. De Afdeling onderschrijft dat oordeel van de rechtbank. Hetgeen [appellant] in hoger beroep aanvoert, biedt voorts geen grond voor een ander oordeel. De rechtbank heeft het beroep derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2012
317-730.