ECLI:NL:RVS:2012:BW5944

Raad van State

Datum uitspraak
11 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201202409/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan P&R-terrein Pijnacker

Op 11 mei 2012 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "P&R-terrein Pijnacker". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp op 24 november 2011, voorziet in de bouw van een appartementencomplex met 30 appartementen en 24 woningen op het P&R-terrein bij het voormalige stationsgebouw in Pijnacker. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.E. van Gilst, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit, met name omdat het plan zou leiden tot het verdwijnen van 135 parkeerplaatsen, zonder dat er voldoende vervangende parkeerplaatsen zijn gegarandeerd.

Tijdens de zitting op 3 mei 2012 heeft de raad aangegeven dat er tijdelijke parkeerplaatsen zullen worden aangelegd, maar de voorzitter oordeelt dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de werkelijke parkeerbehoefte voor P&R. De voorzitter concludeert dat het plan niet voldoende waarborgt dat er voldoende vervangende parkeerplaatsen komen, wat kan leiden tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.

Gelet op de belangen van de betrokken partijen en de mogelijkheid van onomkeerbare gevolgen, heeft de voorzitter besloten om het besluit van de raad te schorsen. Tevens is de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers, die in totaal € 874,00 bedragen, en het griffierecht van € 310,00. Deze uitspraak is openbaar gedaan op 11 mei 2012.

Uitspraak

201202409/2/R4.
Datum uitspraak: 11 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster A] en [verzoeker B], gevestigd onderscheidenlijk wonend te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),
en
de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "P&R-terrein Pijnacker" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 maart 2012, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 maart 2012, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 mei 2012, waar [verzoeker], vertegenwoordigd onderscheidenlijk bijgestaan door mr. J.E. van Gilst, advocaat te Nijmegen, en de raad, vertegenwoordigd door R. Broekhuijzen en R. Bakhuizen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de bouw van een appartementencomplex met 30 appartementen en 24 woningen op het Parkeer-en-Reis-terrein (hierna: P&R-terrein) bij het voormalige stationsgebouw in Pijnacker.
2.3. [verzoeker] betoogt onder meer dat ten onrechte niet is verzekerd dat ten behoeve van P&R vervangende parkeerplaatsen zullen worden aangelegd. Dit is volgens [verzoeker] noodzakelijk, omdat door de verwezenlijking van het plan op het P&R-terrein 135 parkeerplaatsen verdwijnen. Weliswaar stelt de raad dat er voor 25 parkeerplaatsen tijdelijke ruimte wordt gezocht en in de toekomst 70 parkeerplaatsen voor P&R zullen worden gerealiseerd, maar volgens [verzoeker] is daarmee de aanleg van de parkeerplaatsen niet verzekerd. Bovendien hebben de 25 parkeerplaatsen een tijdelijk karakter, zodat uiteindelijk het totale aantal parkeerplaatsen wordt gehalveerd. Volgens [verzoeker] ontbreekt daarvoor in het plan een onderbouwing en leidt een en ander tot vergroting van de parkeerdruk in de omgeving.
2.4. Ter zitting heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat de projectontwikkelaar zich ertoe heeft verplicht parkeerplaatsen aan te leggen. Deze zullen aan de oostzijde van het plangebied worden aangelegd. Omdat er momenteel een overschot aan parkeerplaatsen is op het P&R-terrein, zullen op het vervangende terrein 70 parkeerplaatsen worden aangelegd. Voorts wordt er tijdelijk bij de kerk aan de Oostlaan en bij de RandstadRail-halte Pijnacker-Zuid voorzien in 25 parkeerplaatsen. Volgens de raad is hiermee gewaarborgd dat ten behoeve van P&R voldoende parkeerplaatsen zullen worden aangelegd.
2.5. De voorzitter overweegt dat de raad bij de vaststelling van het plan geen onderzoek heeft laten verrichten naar het aantal parkeerplaatsen dat ter plaatse benodigd is voor P&R. Gelet hierop is onvoldoende duidelijk wat het gevolg is van het verdwijnen van parkeerplaatsen op het P&R-terrein. Voorts is ter zitting onvoldoende komen vast te staan dat voldoende vervangende parkeerruimte ook daadwerkelijk tot stand zal komen. Het plan voorziet hier niet in en onvoldoende duidelijk is in hoeverre de vervangende parkeerplaatsen mede zullen strekken ten behoeve van andere bouwprojecten.
2.6. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter, ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen en gelet op de betrokken belangen, aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp van 24 november 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "P&R-terrein Pijnacker";
II. veroordeelt de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp tot vergoeding van bij [verzoekster A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
III. gelast dat de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp aan [verzoekster A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Matulewicz
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2012
45-662.