201108422/1/R3.
Datum uitspraak: 16 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Eindhoven,
de raad van de gemeente Eindhoven,
verweerder.
Bij besluit van 31 mei 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "V Eindhoven binnen de Ring (Boschdijk 260-270)" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 augustus 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 april 2012, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door R. Martens, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het plan maakt een woonvoorziening voor chronisch verslaafde dak- en thuislozen (hierna: hostel) mogelijk op het perceel
2.2. [appellant] betoogt dat het plan ten onrechte voorziet in het hostel op de locatie Boschdijk 260-270 tegenover zijn woning, nu in de wijk waarin het plangebied zich bevindt reeds veel overlast voorkomt. De raad heeft dit ook erkend, onder meer in de toelichting op het plan. Ten onrechte is, anders dan de raad heeft gesteld, niet eerst aantoonbaar de bestaande overlastsituatie ter plaatse teruggedrongen voordat het hostel mogelijk is gemaakt. Ook wordt niet voldaan aan de locatiecriteria die zijn genoemd in het "Protocol voor de vestiging van noodzakelijke voorzieningen voor de maatschappelijke opvang en verslavingszorg" (hierna: Protocol). De verwijzing van de raad naar het ondertekende beheerplan is geen deugdelijke motivering nu daaruit niet volgt dat de omwonenden zich kunnen verenigen met de komst van het hostel. Het literatuuronderzoek, waar de raad naar verwijst, is volgens [appellant] ook onjuist, nu hij vreest voor een aanzuigende werking van het hostel op overlastgevende personen en activiteiten. Voorts is door de exploitant van het hostel aangegeven dat de huidige overlastgevers in de wijk niet in aanmerking komen voor opvang in het hostel.
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan zorgvuldig en in overeenstemming met het Protocol tot stand is gekomen. Het hostel is volgens de raad ter plaatse mogelijk gemaakt omdat deze voorziening noodzakelijk is en uit literatuuronderzoek naar voren is gekomen dat met de juiste flankerende maatregelen de overlast in de wijk met de komst van het hostel niet toeneemt en wellicht zelfs afneemt. De raad stelt verder met de belangen van omwonenden rekening te hebben gehouden doordat de Beheergroep Boschdijk is opgericht, die een beheerplan heeft gemaakt waarin de bedoelde flankerende maatregelen zijn opgenomen.
2.4. In de toelichting op het plan staat dat het college van burgemeester en wethouders op 19 januari 2010 de locatie Boschdijk 260-270 heeft aangewezen als geschikte plek voor het vestigen van een hostel voor chronisch verslaafden. Volgens de toelichting is in de bij deze aanwijzing behorende raadsinformatiebrief ingegaan op de relatie met het Masterplan Integrale wijkvernieuwing Oud-Woensel uit 2008, waarin is opgemerkt dat in de wijk nieuwe maatschappelijke opvangvoorzieningen niet gewenst zijn vanwege de reeds bestaande overlast. In de raadsinformatiebrief staat dat het voorstel tot wijziging van het bestemmingsplan ten behoeve van het hostel onder verwijzing naar de uitkomsten van herhaalde metingen moet aantonen dat de overlast inmiddels zozeer is afgenomen dat vestiging van een hostel niet langer uitgesloten hoeft te worden.
Ten behoeve van het voorliggende plan heeft de raad door het onderzoeksbureau Intraval literatuuronderzoek laten verrichten naar de te verwachten gevolgen van de komst van een woonvoorziening voor dak- en thuisloze verslaafden aan de Boschdijk in Eindhoven voor de omgeving. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport "Effecten Hostels dak- en thuisloze verslaafden" van november 2010, dat als bijlage bij het plan is gevoegd. Hierbij is gekeken naar onderzoeken die zijn verricht naar soortgelijke voorzieningen in andere steden. In het rapport staat dat verreweg de meeste omwonenden in het geheel geen overlast ervaren van de hostels, dat veiligheidsgevoelens zijn verbeterd en dat drugsoverlast niet of nauwelijks voorkomt en zelfs is afgenomen. Ook staat er dat de meeste voorzieningen, evenals in Eindhoven, in of nabij het centrum van de stad zijn gelokaliseerd, in buurten waar (een deel van) de doelgroep al aanwezig is en waar reeds (veel) overlast wordt ervaren. Volgens het rapport zijn de bewoners in deze buurten vaak al bekend met de doelgroep, waardoor zij in mindere mate overlast ervaren, en neemt in deze buurten de overlast met de komst van een hostel juist af. Daarbij is in het rapport een aantal randvoorwaarden genoemd die op de ervaringen van invloed kunnen zijn. Evenals elders is volgens het rapport de verwachting dat het hostel aan de Boschdijk een bijdrage zal leveren aan het verminderen van overlast.
2.5. De Afdeling stelt voorop dat de raad een grote mate van beleidsvrijheid toekomt bij het besluit omtrent het vaststellen van een bestemmingsplan. Niet is in geschil dat de raad voorafgaand aan het voorliggende plan geen empirisch onderzoek heeft laten verrichten naar een vermindering van de bestaande en door de raad ook erkende overlast in de wijk. Hoewel aannemelijk is dat de raad dit op een eerder moment wel heeft beoogd, is de Afdeling van oordeel dat de raad het plan gelet op het maatschappelijke belang van een spoedige vestiging van een dergelijke voorziening in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Daarbij is van belang dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat uit het literatuuronderzoek, anders dan waar de raad eerder vanuit ging, naar voren komt dat geen toename van overlast is te verwachten van de vestiging van een dergelijk hostel en de overlast mogelijk kan worden verminderd, mede gelet op het type wijk. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het onderzoek zodanige gebreken bevat dat de raad daar niet in redelijkheid vanuit heeft kunnen gaan. Van belang is verder dat in het rapport staat dat de gemeente Eindhoven tot dan toe alle in het rapport genoemde randvoorwaarden die volgens het tijdspad uitgewerkt kunnen worden, ook daadwerkelijk heeft uitgevoerd. Dat ook na ondertekening van het beheerplan nog bezwaren aanwezig zijn bij omwonenden, maakt niet dat de raad het plan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. De raad heeft in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan het maatschappelijke belang van de realisatie van het hostel dan aan de door [appellant] aangevoerde belangen van omwonenden. Overigens heeft de raad ter zitting toegelicht dat onderzoeksbureau Dimensus ondertussen een zogeheten nulmeting naar de leefbaarheid en veiligheid in de wijk heeft verricht en dat een dergelijk onderzoek jaarlijks zal worden herhaald, zodat met de Beheergroep, waarin onder meer omwonenden zijn vertegenwoordigd, kan worden bezien wat de gevolgen van het plan voor de overlast in de wijk zijn en welke eventuele nadere maatregelen nodig zijn.
In het aangevoerde wordt geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat het plan is genomen in strijd met het Protocol. Van belang is daarbij dat het Protocol als zodanig geen inhoudelijke eisen stelt aan locaties, maar aangeeft welke uitgangspunten, waaronder het tegengaan van concentratie, bij de keuze voor een locatie in aanmerking moeten worden genomen. In de toelichting en aan de hand van het rapport heeft de raad voldoende gemotiveerd op welke wijze daarmee rekening is gehouden.
2.6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Kooijman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2012