201107357/1/R3.
Datum uitspraak: 16 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1], gevestigd te Veghel,
2. [appellant sub 2], wonend te Veghel,
de raad van de gemeente Veghel,
verweerder.
Bij besluit van 12 mei 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Veghel-West, deelgebied Eikelkamp-Hoogeind" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juli 2011, en [appellant sub 2] bij faxbericht, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2011, beroep ingesteld. [appellante sub 1] heeft haar beroep aangevuld bij brief van 27 juli 2011. [appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 3 februari 2012.
De raad heeft een verweerschrift en een nader verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2], de raad en [derdebelanghebbende], hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2012, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door mr. A.M.T.A. Verhagen, advocaat te Boxtel, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A. Pogosian en M.J.L. van de Graaf-van Leeuwen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [derdebelanghebbende] verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
Het beroep van [appellante sub 1]
2.1. [appellante sub 1], die een mengvoederbedrijf exploiteert op de percelen [locatie 1] tot en met [locatie 2], komt in beroep tegen het gewijzigd vastgestelde plan, voor zover daarbij is voorzien in een aanduiding voor een bouwvlak van 8,5 m breed en 20 m diep, alsmede de aanduiding "wonen" op het perceel [locatie 3]. Zij voert aan dat de aanduidingen ter plaatse vanwege de korte afstand tussen haar bedrijf en het perceel [locatie 3] niet strekken ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening nu haar bedrijf onder milieucategorie 4.1 valt, waarvoor op grond van de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de brochure) voor geluid een richtafstand van 200 m geldt.
Een en ander belemmert [appellante sub 1] naar haar mening onredelijk in haar bedrijfsvoering en uitbreidingsmogelijkheden.
2.1.1. Naar aanleiding van de zienswijze van [derdebelanghebbende] heeft de raad aan het perceel [locatie 3] de aanduidingen "bouwvlak" en "wonen" toegekend. De raad heeft de bestaande woning als zodanig bestemd, omdat het gebruik als woning onder het overgangsrecht van het voorheen geldende bestemmingsplan "Uitbreidingsplan gemeente Veghel, partiële wijziging plan in onderdelen Eikelkamp" viel en heeft willen voorkomen dat het huidige gebruik wederom onder het gebruiksovergangsrecht zou worden gebracht, zonder dat het voornemen bestaat dit gebruik te doen beëindigen.
2.1.2. [derdebelanghebbende] stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. De woning Zuidkade wordt al lang bewoond zonder dat sprake is van klachten. Verder zijn er woningen die dichter bij het bedrijf van [appellante sub 1] liggen en die in de weg staan aan uitbreiding van het bedrijf.
2.1.3. Aan het perceel [locatie 3] is de bestemming "Gemengd - 2" en de aanduidingen "bouwvlak"en "wonen" toegekend. Aan de percelen [locatie 1] tot en met [locatie 2] is de bestemming "Gemengd - 2" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - mengvoederbedrijf" toegekend.
2.1.4. Ingevolge artikel 7.1 van de planregels zijn voor "Gemengd - 2" aangewezen gronden bestemd voor:
b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - mengvoederbedrijf", tevens voor een mengvoederbedrijf;
c. ter plaatse van de aanduiding "wonen" tevens voor wonen;
2.1.5. Niet in geschil is dat het pand op het perceel [locatie 3], waar [derdebelanghebbende] woont, reeds 26 jaar in gebruik is als burgerwoning, welk gebruik - dat in strijd was met de ter plaatse geldende bedrijfsbestemming - in 1993 onder het gebruiksovergangsrecht is komen te vallen. Ten aanzien van het betoog van de raad dat het niet wenselijk is gebruik ten tweede male onder het overgangsrecht te brengen zonder dat het voornemen bestaat dit gebruik te doen beëindigen, overweegt de Afdeling als volgt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (overweging 2.2.4 van de uitspraak van 18 april 2012 in zaak nr.
201003902/1/R4) betekent het feit dat in een bepaalde situatie sprake zou zijn van bestaand gebruik dat in het vorige plan onder het overgangsrecht viel niet dat aanspraak bestaat op een positieve bestemming van dat bestaande gebruik. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad gehouden was de woning als zodanig te bestemmen. Een bestemming als zodanig is slechts mogelijk, indien daartegen vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen bezwaren bestaan.
Voorts is niet in geschil dat het mengvoederbedrijf van [appellante sub 1] in de brochure moet worden aangemerkt als een bedrijf in categorie 4.1, waarvoor als richtafstand voor gevaar 30 m, voor stof 50 m en voor geur en geluid 200 m wordt aangegeven. Blijkens de nota "Zienswijzen en reacties op zienswijzen" heeft de raad zich bij de vaststelling van het plan op het standpunt gesteld dat het in strijd met een goede ruimtelijke ordening is om aan het pand op het perceel [locatie 3] een woonbestemming toe te kennen, onder meer omdat het pand gelegen is op minder dan 10 meter afstand van de gronden van het perceel waarop [appellante sub 1] haar mengvoederbedrijf exploiteert. Dit standpunt is in overeenstemming met het standpunt dat het college van burgemeester en wethouders van Veghel heeft ingenomen in de procedure over de door [derdebelanghebbende] aangevraagde vergunning voor uitbreiding van het pand. Het besluit waarbij is geweigerd die vergunning te verlenen is door de uitspraak van de Afdeling van 6 april 2011, in zaak nr.
201008180/1/H1, in rechte onaantastbaar geworden. Desondanks is naar aanleiding van de zienswijze van [derdebelanghebbende], die het pand sinds jaren met zijn gezin bewoont, de aanduiding "wonen" aan het bouwvlak op het perceel toegekend en is het bouwvlak bij de vaststelling van het plan vergroot. Uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat enig onderzoek is verricht naar de milieugevolgen van het mengvoederbedrijf voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van het pand zodat geenszins is onderbouwd dat - in weerwil van het grote verschil tussen de afstand van het pand tot het bedrijf van [appellante sub 1] en de in de brochure vermelde richtafstanden en in weerwil van het tot voor kort door het gemeentebestuur ter zake ingenomen standpunt - ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Van de door [derdebelanghebbende] overgelegde onderzoeken was de raad ten tijde van de vaststelling van het besluit niet op de hoogte en deze zijn derhalve niet aan het plan ten grondslag gelegd.
2.1.6. In hetgeen [appellante sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft de aanduidingen "bouwvlak" en "wonen" ter plaatse van het perceel [locatie 3], is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd.
Het beroep van [appellant sub 2]
2.2. Het beroep van [appellant sub 2], die woont op de [locatie 4], is gericht tegen de in het plan voorziene aanduidingen "bouwvlak" en "gestapeld" ten behoeve van de oprichting van een appartementencomplex tussen de Sluisstraat en de Boerhaavestraat (hierna: Ruifhuizen II).
2.2.1. Blijkens het bestreden besluit is een ten behoeve van Ruifhuizen II genomen projectbesluit leidend geweest bij de vaststelling van het voorliggende plandeel. De raad heeft in zijn aanvullend verweerschrift evenwel gesteld dat de ten behoeve van Ruifhuizen II verleende bouwvergunning inclusief het projectbesluit is ingetrokken nu het project niet financieel uitvoerbaar is en ook een ontsluiting ontbreekt. Nu de raad zich wat betreft de financiële uitvoerbaarheid en de ontsluiting op een ander standpunt stelt dan hij bij het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat die uitvoerbaarheid ten tijde van het bestreden besluit anders moet worden beoordeeld, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
2.2.2. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover daarbij de aanduidingen "bouwvlak" en "gestapeld" ten behoeve van de oprichting van een appartementencomplex tussen de Sluisstraat en de Boerhaavestraat zijn opgenomen, is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
2.3. De raad dient ten aanzien van [appellante sub 1] en [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Veghel van 12 mei 2011, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Veghel-West, deelgebied Eikelkamp-Hoogeind", voor zover het betreft de vaststelling van:
a. de aanduidingen "bouwvlak" en "wonen" ter plaatse van het perceel [locatie 3];
b. de aanduidingen "bouwvlak" en "gestapeld" ten behoeve van de oprichting van een appartementencomplex tussen de Sluisstraat en de Boerhaavestraabouwblok, zoals aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart 1;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Veghel tot vergoeding van bij [appellante sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
veroordeelt de raad van de gemeente Veghel tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Veghel aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) voor [appellante sub 1] en € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) voor [appellant sub 2] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2012