201203000/2/R2.
Datum uitspraak: 9 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Lunteren, gemeente Ede,
verzoekers,
de raad van de gemeente Ede,
verweerder.
Bij besluit van 9 februari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Van den Hamlaan 8" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 april 2012, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 maart 2012, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 mei 2012, waar [verzoekers], in de persoon van [verzoeker A], en de raad, vertegenwoordigd door R. Maseda, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting groepsaccommodatie "De Poelakker", vertegenwoordigd door W. van Veldhuizen, als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de herontwikkeling van het terrein waarop thans nog groepsaccommodatie "De Poelakker" is gevestigd. Het plan biedt de mogelijkheid om op dit terrein maximaal 10 vrijstaande woningen te bouwen en het bestaande hoofdgebouw te verbouwen tot 5 appartementen.
2.3. Het verzoek van [verzoekers] is gericht op schorsing van het gehele plan. Hiertoe voeren zij aan dat onder de buurtbewoners geen draagvlak bestaat voor het plan. Tevens is volgens hen geen noodzaak voor het plan, omdat vanwege de bestaande woningvoorraad geen behoefte bestaat aan nieuwe woningen. Voorts betogen zij dat het plan in strijd is met de 'Structuurvisie Lunteren' en met het gemeentelijke 'Handboek Groenstructuur en Groenbeleid' (hierna: het Handboek). Ook zullen volgens [verzoekers] de verkeersintensiteiten toenemen door het plan.
2.4. Wat betreft het gestelde gebrek aan draagvlak voor het plan, overweegt de voorzitter dat bij een gebleken spoedeisend belang in deze procedure slechts een voorlopig oordeel kan worden verkregen over de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Dit houdt in dat dient te worden bezien of de bestreden plandelen mogelijk in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening en of gezien de betrokken belangen een voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Of voldoende draagvlak voor het plan bij de omwonenden bestaat is in dit verband niet van doorslaggevende betekenis.
2.5. Ten aanzien van de woningbehoefte wijst de raad in de 'Nota van zienswijzen' erop dat op basis van autonome groei in Lunteren behoefte bestaat aan 20 tot 40 nieuwe woningen per jaar en dat het onderzoek naar de woningbehoefte in de gemeente, neergelegd in het rapport 'Wonen in Ede 2011' van november 2011 deze verwachting ondersteunt. De voorzitter overweegt dat in het rapport over de woningbehoefte uit 2011 is vermeld dat tot 2030 de bevolking van de gemeente Ede blijft groeien en dat het aanbod de komende 5 jaar groter lijkt dan de vraag, maar dat in het bestaande aanbod veel tussenwoningen, hoekwoningen en gestapelde bouw aanwezig is, terwijl meer vraag is naar vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen. Tevens is in dit rapport vermeld dat ook bij starters behoefte bestaat aan relatief goedkope koopwoningen.
Gezien de omstandigheid dat de toekomstige vrijstaande woningen en goedkopere appartementen worden gebouwd in twee segmenten waar volgens eerdergenoemd rapport behoefte aan bestaat - hetgeen is bevestigd doordat ter zitting is meegedeeld dat nog ongeveer 45 personen geïnteresseerd zijn in een woning in het plangebied - en [verzoekers] niet inzichtelijk hebben gemaakt op welke punten het recente onderzoek uit 2011 naar de woningbehoefte ondeugdelijk is, ziet de voorzitter geen aanleiding om de behoefte aan de woningen waarin het voorliggende plan voorziet in twijfel te trekken.
Dat andere bestemmingsplannen zijn vastgesteld die ook voorzien in woningbouw in Lunteren maakt dat niet anders, aangezien volgens de 'Woonvisie Ede 2012' met de deze woningbouwplannen rekening is gehouden. In deze Woonvisie is vermeld dat de woningbehoefte voor de gemeente Ede per jaar ongeveer 500 woningen bedraagt - waarvan 40 per jaar voor de kern Lunteren - en dat de planvoorraad die nu bekend is, voorziet in de woningbehoefte van de komende 8 tot 10 jaar. Dat het voorliggende plan tot een overaanbod van woningen leidt, hebben [verzoekers] dan ook niet aannemelijk gemaakt.
2.6. Wat betreft de gestelde strijd met de 'Structuurvisie Lunteren' is in de plantoelichting vermeld dat bij de uitgangspunten van de Structuurvisie is aangegeven dat nieuwe woningbouw uitsluitend wordt geprojecteerd waar een aanmerkelijke kwalitatieve verbetering van de situatie of een toegevoegde waarde kan worden bereikt of een ruimtelijk knelpunt wordt opgelost. In de Structuurvisie is het plangebied aangeduid als een groen binnengebied. Verder is in de structuurvisie vermeld onder welke voorwaarden kan worden afgeweken van het geformuleerde beleid. Van het beleid om geen woningen toe te voegen in de genoemde binnengebieden en overige aandachtsgebieden, kan worden afgeweken wanneer zwaarder wegende maatschappelijke belangen, milieuhygiënische of andere planologische overwegingen dit rechtvaardigen.
Naar het oordeel van de voorzitter heeft de raad in redelijkheid van het beleid zoals opgenomen in de Structuurvisie kunnen afwijken, nu met het plan wordt voorzien in het maatschappelijke belang van woningbouw en met het verdwijnen van groepsaccommodatie "De Poelakker" een verbetering van het woonmilieu van de omwonenden wordt bewerkstelligd. In dit verband is van belang dat in de huidige situatie de desbetreffende groepsaccommodatie voor geluidsoverlast en voor verkeersoverlast op de Van den Hamlaan zorgt. Anders dan [verzoekers] aanvoeren, is het plangebied niet gelegen in een zogenoemde 'groene lob' - een gebied dat vanuit het buitengebied de bebouwde kom insteekt - als bedoeld in de Structuurvisie.
2.7. In het Handboek is voor elke kern een visie op de groenstructuur gegeven en het plangebied is aangeduid als 'wonen met boskarakter'. Op de bij het Handboek horende groenstructuurkaart is het plangebied aangeduid als wijkgroenstructuur waar het beeld en gebruik als volgt is beschreven: grote tuinen met gemeenschappelijke groenuitstraling in de directe omgeving en versterking van de hoofdgroenstructuur, dat dient te worden behouden.
In de plantoelichting is vermeld en ter zitting is bevestigd dat onder meer de in het plangebied aanwezige drie monumentale bomen - twee beuken en een zomereik - behouden zullen blijven. De voorzitter ziet in hetgeen [verzoekers] hebben aangevoerd, geen aanleiding om de raad niet te volgen in het standpunt dat door zorgvuldig met bestaand groen om te gaan, nieuwe bomen aan te planten en de nieuwe vrijstaande woningen op ruime kavels te bouwen, wordt aangesloten bij het principe 'wonen met boskarakter' zoals in het Handboek is omschreven. Gelet op het voorgaande is het plan naar het oordeel van de voorzitter dan ook niet in strijd met het Handboek.
2.8. Voor ontsluiting van de toekomstige woningen zal gebruik worden gemaakt van de bestaande in- en uitrit aan de Van den Hamlaan. Met betrekking tot de toename van verkeersbewegingen is in de plantoelichting vermeld dat gemiddeld 120 verkeersbewegingen per dag zullen plaatsvinden als gevolg van de 15 beoogde nieuwe woningen. Tevens is vermeld dat de bestaande groepsaccommodatie "De Poelakker" ook de nodige verkeersbewegingen genereert in de vorm van bevoorradingsverkeer en bezoekers. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat in de huidige situatie de groepsaccommodatie slechts een deel van het jaar in gebruik is. Hoewel naar het oordeel van de voorzitter niet kan worden ontkend dat het plan tot een toename van het aantal verkeersbewegingen zal leiden, is deze toename ten opzichte van de huidige situatie beperkt.
Aangezien het verwachte aantal verkeersbewegingen door [verzoekers] niet wordt betwist, hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat het plan tot een onaanvaardbare toename van de verkeersintensiteiten zal leiden.
2.9. Het vorenstaande leidt de voorzitter tot het oordeel dat niet staande kan worden gehouden dat onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, vereist dat in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen. De voorzitter ziet dan ook aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Vreugdenhil
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2012